wijnrank
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɛi̯n.rɑŋk/
noun
Definitions
- grapevine
- branch of a grapevine
Etymology
Inherited from Middle Dutch wijnranke compound from Dutch, Flemish wijn (wine, wijn) + Dutch, Flemish rank (slender, slim).
Origin
Dutch (Brabantic)
rank
Gloss
slender, slim
Kanji
細
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- appelwijn Dutch, Flemish
- bisschopswijn Dutch, Flemish
- braakwijn Dutch, Flemish
- brandewijn Dutch, Flemish
- bubbelwijn Dutch, Flemish
- dadelwijn Dutch, Flemish
- kraamwijn Dutch, Flemish
- miswijn Dutch, Flemish
- ooftwijn Dutch, Flemish
- palmwijn Dutch, Flemish
- rank Dutch, Flemish
- rijstwijn Dutch, Flemish
- schuimwijn Dutch, Flemish
- vruchtenwijn Dutch, Flemish
- wijn Dutch, Flemish
- wijnazijn Dutch, Flemish
- wijnberg Dutch, Flemish
- wijnboer Dutch, Flemish
- wijnbouw Dutch, Flemish
- wijnfles Dutch, Flemish
- wijngaard Dutch, Flemish
- wijnglas Dutch, Flemish
- wijnhandelaar Dutch, Flemish
- wijnhelling Dutch, Flemish
- wijnhuis Dutch, Flemish
- wijnjaar Dutch, Flemish
- wijnkelder Dutch, Flemish
- wijnoogst Dutch, Flemish
- wijnpers Dutch, Flemish
- wijnrood Dutch, Flemish
- wijnruit Dutch, Flemish
- wijnsteen Dutch, Flemish
- wijnvlek Dutch, Flemish
- witte wijn Dutch, Flemish
- ranc Middle Dutch
- wijn Middle Dutch
- wijnranke Middle Dutch
- wyn Afrikaans
- wijn
- rank
- miswijn
- wijnfles
- wijnhuis
- wijnpers
- wijnglas
- wijnvlek
- palmwijn
- wijnbouw
- wijnberg
- wijnruit
- wijnjaar
- wijnrood
- wijnboer
- ooftwijn
- kraamwijn
- appelwijn
- wijnsteen
- braakwijn
- wijngaard
- wijnoogst
- rijstwijn
- wijnazijn
- dadelwijn
- schuimwijn
- witte wijn
- brandewijn
- wijnkelder
- bubbelwijn
- wijnhelling
- vruchtenwijn
- bisschopswijn
- wijnhandelaar