vliegramp
Dutch (Brabantic)
/ˈvlix.rɑmp/
noun
Definitions
- aircraft disaster, disaster pertaining to aviation
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vliegen (fly) + Dutch, Flemish ramp (disaster).
Origin
Dutch (Brabantic)
ramp
Gloss
disaster
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanvliegen Dutch, Flemish
- bevliegen Dutch, Flemish
- kernramp Dutch, Flemish
- kunstvliegen Dutch, Flemish
- mijnramp Dutch, Flemish
- milieuramp Dutch, Flemish
- natuurramp Dutch, Flemish
- olieramp Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- ontvliegen Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- ramp Dutch, Flemish
- rampspoed Dutch, Flemish
- ramptoerisme Dutch, Flemish
- rampzalig Dutch, Flemish
- scheepsramp Dutch, Flemish
- vervliegen Dutch, Flemish
- vliegangst Dutch, Flemish
- vliegbasis Dutch, Flemish
- vliegbereik Dutch, Flemish
- vliegdek Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- vliegenier Dutch, Flemish
- vliegensvlug Dutch, Flemish
- vlieger Dutch, Flemish
- vlieghaven Dutch, Flemish
- vliegkamp Dutch, Flemish
- vliegpark Dutch, Flemish
- vliegschaamte Dutch, Flemish
- vliegshow Dutch, Flemish
- vliegticket Dutch, Flemish
- vliegtoestel Dutch, Flemish
- vliegtuig Dutch, Flemish
- vliegverbod Dutch, Flemish
- vliegverkeer Dutch, Flemish
- vliegwiel Dutch, Flemish
- vuurwerkramp Dutch, Flemish
- wegvliegen Dutch, Flemish
- zweefvliegen Dutch, Flemish
- ramp Middle Dutch
- vliegen Middle Dutch
- ramp
- vlieger
- vliegen
- mijnramp
- kernramp
- vliegdek
- olieramp
- vliegwiel
- rampzalig
- vliegtuig
- vliegpark
- omvliegen
- vliegshow
- vliegkamp
- rampspoed
- bevliegen
- vliegenier
- vervliegen
- natuurramp
- ontvliegen
- aanvliegen
- vliegbasis
- vliegangst
- vlieghaven
- milieuramp
- wegvliegen
- overvliegen
- vliegverbod
- vliegticket
- vliegbereik
- scheepsramp
- ramptoerisme
- vuurwerkramp
- vliegtoestel
- kunstvliegen
- vliegensvlug
- zweefvliegen
- vliegverkeer
- vliegschaamte