vliegshow
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- air show
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vliegen (fly) + Dutch, Flemish show (show).
Origin
Dutch (Brabantic)
show
Gloss
show
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- show English
- aanvliegen Dutch, Flemish
- bevliegen Dutch, Flemish
- cabaretshow Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- kunstvliegen Dutch, Flemish
- modeshow Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- ontvliegen Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- show Dutch, Flemish
- showproces Dutch, Flemish
- vervliegen Dutch, Flemish
- vliegangst Dutch, Flemish
- vliegbasis Dutch, Flemish
- vliegbereik Dutch, Flemish
- vliegdek Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- vliegenier Dutch, Flemish
- vliegensvlug Dutch, Flemish
- vlieger Dutch, Flemish
- vlieghaven Dutch, Flemish
- vliegkamp Dutch, Flemish
- vliegpark Dutch, Flemish
- vliegramp Dutch, Flemish
- vliegschaamte Dutch, Flemish
- vliegticket Dutch, Flemish
- vliegtoestel Dutch, Flemish
- vliegtuig Dutch, Flemish
- vliegverbod Dutch, Flemish
- vliegverkeer Dutch, Flemish
- vliegwiel Dutch, Flemish
- wegvliegen Dutch, Flemish
- zweefvliegen Dutch, Flemish
- vliegen Middle Dutch
- show
- vlieger
- vliegen
- vliegdek
- modeshow
- vliegwiel
- vliegtuig
- vliegpark
- omvliegen
- vliegkamp
- bevliegen
- vliegramp
- vliegenier
- vervliegen
- ontvliegen
- aanvliegen
- vliegbasis
- vliegangst
- showproces
- vlieghaven
- wegvliegen
- overvliegen
- vliegverbod
- vliegticket
- cabaretshow
- vliegbereik
- vliegtoestel
- kunstvliegen
- vliegensvlug
- zweefvliegen
- vliegverkeer
- vliegschaamte
- goednieuwsshow