ontvliegen
Dutch (Brabantic)
/ˌɔntˈvli.ɣə(n)/
verb
Definitions
- to fly away, to escape by flying
Etymology
Inherited from Middle Dutch ontvliegen inherited from Old Dutch antfliegan prefix from Dutch, Flemish vliegen (fly).
Origin
Dutch (Brabantic)
vliegen
Gloss
fly
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Action/Process
Emoji
✈️ 🐉 🐦️ 🐲 💸 🕊️ 🚁 🛩️ 🛫 🛬 🦅 🦆 🪁 👨✈️ 👩✈️ 🚁
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanvliegen Dutch, Flemish
- bevliegen Dutch, Flemish
- kunstvliegen Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- vervliegen Dutch, Flemish
- vliegangst Dutch, Flemish
- vliegbasis Dutch, Flemish
- vliegbereik Dutch, Flemish
- vliegdek Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- vliegenier Dutch, Flemish
- vliegensvlug Dutch, Flemish
- vlieger Dutch, Flemish
- vlieghaven Dutch, Flemish
- vliegkamp Dutch, Flemish
- vliegpark Dutch, Flemish
- vliegramp Dutch, Flemish
- vliegschaamte Dutch, Flemish
- vliegshow Dutch, Flemish
- vliegticket Dutch, Flemish
- vliegtoestel Dutch, Flemish
- vliegtuig Dutch, Flemish
- vliegverbod Dutch, Flemish
- vliegverkeer Dutch, Flemish
- vliegwiel Dutch, Flemish
- wegvliegen Dutch, Flemish
- zweefvliegen Dutch, Flemish
- ontvliegen Middle Dutch
- vliegen Middle Dutch
- antfliegan Old Dutch
- fliegan Old Dutch
- vliegen
- vlieger
- vliegdek
- vliegtuig
- vliegpark
- omvliegen
- vliegshow
- vliegkamp
- bevliegen
- vliegwiel
- vliegramp
- vliegenier
- vervliegen
- wegvliegen
- aanvliegen
- vliegbasis
- vliegangst
- vlieghaven
- overvliegen
- vliegverbod
- vliegbereik
- vliegticket
- kunstvliegen
- vliegensvlug
- zweefvliegen
- vliegtoestel
- vliegverkeer
- vliegschaamte