stamdag
Dutch (Brabantic)
/ˈstɑm.dɑx/
noun
Definitions
- tribal gathering day
Etymology
Compound from Dutch, Flemish stam (tribe, trunk, stem) + Dutch, Flemish dag (day, representative assembly, goodbye).
Origin
Dutch (Brabantic)
dag
Gloss
day, representative assembly, goodbye
Concept
Semantic Field
Time
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
日
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -daags Dutch, Flemish
- Bevrijdingsdag Dutch, Flemish
- Bondsdag Dutch, Flemish
- Koninginnedag Dutch, Flemish
- Koningsdag Dutch, Flemish
- Moederdag Dutch, Flemish
- Prinsjesdag Dutch, Flemish
- Vaderdag Dutch, Flemish
- arbeidsdag Dutch, Flemish
- bededag Dutch, Flemish
- biddag Dutch, Flemish
- boomstam Dutch, Flemish
- dag Dutch, Flemish
- dag-en-nachtevening Dutch, Flemish
- dagactief Dutch, Flemish
- dagblad Dutch, Flemish
- dagboek Dutch, Flemish
- dagdagelijks Dutch, Flemish
- dagdeel Dutch, Flemish
- dagdief Dutch, Flemish
- dagdier Dutch, Flemish
- dagelijks Dutch, Flemish
- dagloon Dutch, Flemish
- dagmars Dutch, Flemish
- dagregister Dutch, Flemish
- dagreis Dutch, Flemish
- dagvaart Dutch, Flemish
- dagverblijf Dutch, Flemish
- dagverhaal Dutch, Flemish
- dagvlinder Dutch, Flemish
- dagwijzer Dutch, Flemish
- dierendag Dutch, Flemish
- dingdag Dutch, Flemish
- eendaags Dutch, Flemish
- eerstdaags Dutch, Flemish
- feestdag Dutch, Flemish
- geboortedag Dutch, Flemish
- hedendaags Dutch, Flemish
- herdenkingsdag Dutch, Flemish
- hoofdstam Dutch, Flemish
- huwelijksdag Dutch, Flemish
- ijsdag Dutch, Flemish
- kerstdag Dutch, Flemish
- kinderdagverblijf Dutch, Flemish
- mandag Dutch, Flemish
- middag Dutch, Flemish
- naamdag Dutch, Flemish
- paasdag Dutch, Flemish
- pinksterdag Dutch, Flemish
- pooldag Dutch, Flemish
- rijksdag Dutch, Flemish
- rouwdag Dutch, Flemish
- rustdag Dutch, Flemish
- schijnstam Dutch, Flemish
- schrikkeldag Dutch, Flemish
- stam Dutch, Flemish
- stamboek Dutch, Flemish
- stamcel Dutch, Flemish
- stamgast Dutch, Flemish
- stamgenoot Dutch, Flemish
- stamhoofd Dutch, Flemish
- stamkroeg Dutch, Flemish
- stammen Dutch, Flemish
- stammenbewustzijn Dutch, Flemish
- stamoudste Dutch, Flemish
- stamvader Dutch, Flemish
- stamverwant Dutch, Flemish
- sterfdag Dutch, Flemish
- sterrendag Dutch, Flemish
- verjaardag Dutch, Flemish
- vierdaags Dutch, Flemish
- volksstam Dutch, Flemish
- werkdag Dutch, Flemish
- zonnedag Dutch, Flemish
- dading Indonesian
- dag Indonesian
- dach Middle Dutch
- stam Middle Dutch
- dag Afrikaans
- stam Afrikaans
- dag
- stam
- ijsdag
- biddag
- mandag
- middag
- -daags
- dagreis
- bededag
- stammen
- rouwdag
- dingdag
- dagblad
- dagdeel
- stamcel
- dagdier
- paasdag
- dagdief
- dagboek
- pooldag
- rustdag
- werkdag
- dagloon
- dagmars
- naamdag
- eendaags
- Bondsdag
- sterfdag
- Vaderdag
- stamboek
- kerstdag
- dagvaart
- zonnedag
- feestdag
- rijksdag
- boomstam
- stamgast
- volksstam
- stamvader
- dierendag
- hoofdstam
- dagwijzer
- dagactief
- dagelijks
- stamhoofd
- vierdaags
- Moederdag
- stamkroeg
- stamoudste
- schijnstam
- Koningsdag
- dagvlinder
- sterrendag
- dagverhaal
- hedendaags
- eerstdaags
- arbeidsdag
- verjaardag
- stamgenoot
- pinksterdag
- stamverwant
- dagverblijf
- Prinsjesdag
- dagregister
- geboortedag
- dagdagelijks
- huwelijksdag
- schrikkeldag
- Koninginnedag
- Bevrijdingsdag
- herdenkingsdag
- stammenbewustzijn
- kinderdagverblijf
- dag-en-nachtevening