schijnstam
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- pseudostem
Etymology
Compound from Dutch, Flemish schijn (appearance, apparence, appear, pretense, semblance, shine) + Dutch, Flemish stam (tribe, trunk, stem).
Origin
Dutch (Brabantic)
stam
Gloss
tribe, trunk, stem
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
茎
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- boomstam Dutch, Flemish
- heiligenschijn Dutch, Flemish
- hoofdstam Dutch, Flemish
- maneschijn Dutch, Flemish
- schijn Dutch, Flemish
- schijnbeweging Dutch, Flemish
- schijnheilige Dutch, Flemish
- schijnhert Dutch, Flemish
- schijnhuwelijk Dutch, Flemish
- schijnproces Dutch, Flemish
- schijnwerper Dutch, Flemish
- stam Dutch, Flemish
- stamboek Dutch, Flemish
- stamcel Dutch, Flemish
- stamdag Dutch, Flemish
- stamgast Dutch, Flemish
- stamgenoot Dutch, Flemish
- stamhoofd Dutch, Flemish
- stamkroeg Dutch, Flemish
- stammen Dutch, Flemish
- stammenbewustzijn Dutch, Flemish
- stamoudste Dutch, Flemish
- stamvader Dutch, Flemish
- stamverwant Dutch, Flemish
- tevoorschijn Dutch, Flemish
- volksstam Dutch, Flemish
- waarschijnlijk Dutch, Flemish
- zonneschijn Dutch, Flemish
- schijn Middle Dutch
- stam Middle Dutch
- stam Afrikaans
- stam
- schijn
- stamcel
- stammen
- stamdag
- stamboek
- boomstam
- stamgast
- volksstam
- stamhoofd
- stamvader
- hoofdstam
- stamkroeg
- stamoudste
- stamgenoot
- schijnhert
- maneschijn
- stamverwant
- zonneschijn
- tevoorschijn
- schijnwerper
- schijnproces
- schijnheilige
- waarschijnlijk
- schijnhuwelijk
- schijnbeweging
- heiligenschijn
- stammenbewustzijn