roerdrager
Dutch (Brabantic)
/ˈruːrˌdraː.ɣər/
noun
Definitions
- (historical) A soldier armed with a short, light musket.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish roer (rudder) + Dutch, Flemish dragen (carry, stem of m, wear).
Origin
Dutch (Brabantic)
dragen
Gloss
carry, stem of m, wear
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
着
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandragen Dutch, Flemish
- afdragen Dutch, Flemish
- bedragen Dutch, Flemish
- bijdragen Dutch, Flemish
- blaasroer Dutch, Flemish
- draagbaar Dutch, Flemish
- draagband Dutch, Flemish
- draagdoek Dutch, Flemish
- draaggolf Dutch, Flemish
- draagkoets Dutch, Flemish
- draagkracht Dutch, Flemish
- draaglijk Dutch, Flemish
- draagster Dutch, Flemish
- draagtas Dutch, Flemish
- draagvlak Dutch, Flemish
- draagwijdte Dutch, Flemish
- dragen Dutch, Flemish
- fietsendrager Dutch, Flemish
- gedrag Dutch, Flemish
- gedragen Dutch, Flemish
- lontroer Dutch, Flemish
- misdragen Dutch, Flemish
- naamdrager Dutch, Flemish
- opdragen Dutch, Flemish
- overdragen Dutch, Flemish
- roer Dutch, Flemish
- roerganger Dutch, Flemish
- rolroer Dutch, Flemish
- uitdragen Dutch, Flemish
- verdragen Dutch, Flemish
- veulendragend Dutch, Flemish
- voldragen Dutch, Flemish
- voordragen Dutch, Flemish
- vuurroer Dutch, Flemish
- руль Russian
- drāgen Middle Dutch
- roeder Middle Dutch
- dra Afrikaans
- roer Afrikaans
- roer
- gedrag
- dragen
- rolroer
- draagtas
- bedragen
- afdragen
- lontroer
- gedragen
- opdragen
- vuurroer
- draagband
- draagbaar
- draaglijk
- voldragen
- bijdragen
- verdragen
- draagster
- blaasroer
- aandragen
- draagdoek
- misdragen
- draagvlak
- uitdragen
- draaggolf
- voordragen
- roerganger
- naamdrager
- draagkoets
- overdragen
- draagwijdte
- draagkracht
- veulendragend
- fietsendrager