kookpunt
Dutch (Brabantic)
/ˈkoːk.pʏnt/
noun
Definitions
- boiling point
Etymology
Compound from Dutch, Flemish koken (cook, boil) + Dutch, Flemish punt (point, spot, slice of cake, period, spike, pointy slice of cake).
Origin
Dutch (Brabantic)
punt
Gloss
point, spot, slice of cake, period, spike, pointy slice of cake
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
☝️ 👆️ 👇️ 👈️ 👉️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- punctum Latin
- aandachtspunt Dutch, Flemish
- aanknopingspunt Dutch, Flemish
- agendapunt Dutch, Flemish
- appelpunt Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beginpunt Dutch, Flemish
- brandpunt Dutch, Flemish
- breekpunt Dutch, Flemish
- dieptepunt Dutch, Flemish
- dubbelpunt Dutch, Flemish
- gezichtspunt Dutch, Flemish
- hoofdpunt Dutch, Flemish
- ijkpunt Dutch, Flemish
- keerpunt Dutch, Flemish
- knooppunt Dutch, Flemish
- koken Dutch, Flemish
- kookappel Dutch, Flemish
- kookboek Dutch, Flemish
- kookhok Dutch, Flemish
- kookkunst Dutch, Flemish
- kookplaat Dutch, Flemish
- kookpot Dutch, Flemish
- kookvis Dutch, Flemish
- kruispunt Dutch, Flemish
- lichtpunt Dutch, Flemish
- middelpunt Dutch, Flemish
- minpunt Dutch, Flemish
- mispunt Dutch, Flemish
- overkoken Dutch, Flemish
- pandapunt Dutch, Flemish
- pijlpunt Dutch, Flemish
- punt Dutch, Flemish
- puntbaard Dutch, Flemish
- puntdak Dutch, Flemish
- puntgevel Dutch, Flemish
- puntig Dutch, Flemish
- puntkomma Dutch, Flemish
- puntmuts Dutch, Flemish
- puntschoen Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- puntzak Dutch, Flemish
- rondpunt Dutch, Flemish
- routepunt Dutch, Flemish
- smeltpunt Dutch, Flemish
- snelkookpan Dutch, Flemish
- snelkookrijst Dutch, Flemish
- speerpunt Dutch, Flemish
- standpunt Dutch, Flemish
- startpunt Dutch, Flemish
- strafpunt Dutch, Flemish
- taartpunt Dutch, Flemish
- tienpuntenschaal Dutch, Flemish
- toppunt Dutch, Flemish
- tussenpunt Dutch, Flemish
- uitgangspunt Dutch, Flemish
- verdichtingspunt Dutch, Flemish
- vierpuntsdruktoets Dutch, Flemish
- vriespunt Dutch, Flemish
- waterkoker Dutch, Flemish
- wegpunt Dutch, Flemish
- zwaartepunt Dutch, Flemish
- cōken Middle Dutch
- punt
- koken
- puntig
- ijkpunt
- minpunt
- kookvis
- wegpunt
- mispunt
- kookhok
- puntzak
- puntdak
- kookpot
- toppunt
- puntstuk
- rondpunt
- keerpunt
- pijlpunt
- kookboek
- puntmuts
- smeltpunt
- brandpunt
- standpunt
- beeldpunt
- kookplaat
- knooppunt
- hoofdpunt
- startpunt
- puntkomma
- kookappel
- kookkunst
- lichtpunt
- pandapunt
- strafpunt
- speerpunt
- puntbaard
- kruispunt
- appelpunt
- beginpunt
- vriespunt
- overkoken
- breekpunt
- routepunt
- taartpunt
- puntgevel
- agendapunt
- puntschoen
- tussenpunt
- dubbelpunt
- waterkoker
- middelpunt
- dieptepunt
- zwaartepunt
- snelkookpan
- gezichtspunt
- uitgangspunt
- snelkookrijst
- aandachtspunt
- aanknopingspunt
- verdichtingspunt
- tienpuntenschaal
- vierpuntsdruktoets