kruispunt
Dutch (Brabantic)
/ˈkrœy̯spʏnt/
noun
Definitions
- (geometry) intersection of lines
- (construction) crossroads
Etymology
Compound from Dutch, Flemish kruisen (cross, sail around, traverse, make a cross, intersect) + Dutch, Flemish punt (point, spot, slice of cake, period, spike, pointy slice of cake).
Origin
Dutch (Brabantic)
punt
Gloss
point, spot, slice of cake, period, spike, pointy slice of cake
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
☝️ 👆️ 👇️ 👈️ 👉️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- cruise English
- intersectionality English
- punctum Latin
- aandachtspunt Dutch, Flemish
- aanknopingspunt Dutch, Flemish
- agendapunt Dutch, Flemish
- appelpunt Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beginpunt Dutch, Flemish
- bekruisen Dutch, Flemish
- brandpunt Dutch, Flemish
- breekpunt Dutch, Flemish
- denken Dutch, Flemish
- dieptepunt Dutch, Flemish
- doorkruisen Dutch, Flemish
- dubbelpunt Dutch, Flemish
- gezichtspunt Dutch, Flemish
- hoofdpunt Dutch, Flemish
- ijkpunt Dutch, Flemish
- keerpunt Dutch, Flemish
- knooppunt Dutch, Flemish
- kookpunt Dutch, Flemish
- kruis Dutch, Flemish
- kruisen Dutch, Flemish
- kruiser Dutch, Flemish
- kruising Dutch, Flemish
- kruispuntdenken Dutch, Flemish
- kruisraket Dutch, Flemish
- lichtpunt Dutch, Flemish
- middelpunt Dutch, Flemish
- minpunt Dutch, Flemish
- mispunt Dutch, Flemish
- pandapunt Dutch, Flemish
- pijlpunt Dutch, Flemish
- punt Dutch, Flemish
- puntbaard Dutch, Flemish
- puntdak Dutch, Flemish
- puntgevel Dutch, Flemish
- puntig Dutch, Flemish
- puntkomma Dutch, Flemish
- puntmuts Dutch, Flemish
- puntschoen Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- puntzak Dutch, Flemish
- rondpunt Dutch, Flemish
- routepunt Dutch, Flemish
- smeltpunt Dutch, Flemish
- speerpunt Dutch, Flemish
- standpunt Dutch, Flemish
- startpunt Dutch, Flemish
- strafpunt Dutch, Flemish
- taartpunt Dutch, Flemish
- tienpuntenschaal Dutch, Flemish
- toppunt Dutch, Flemish
- tussenpunt Dutch, Flemish
- uitgangspunt Dutch, Flemish
- verdichtingspunt Dutch, Flemish
- vierpuntsdruktoets Dutch, Flemish
- vriespunt Dutch, Flemish
- wegpunt Dutch, Flemish
- zwaartepunt Dutch, Flemish
- cruise Norwegian Bokmål
- cruise Norwegian Nynorsk
- cruce Middle Dutch
- crucen Middle Dutch
- punt
- kruis
- puntig
- denken
- ijkpunt
- minpunt
- kruiser
- wegpunt
- mispunt
- puntzak
- puntdak
- toppunt
- kruisen
- puntstuk
- puntmuts
- kookpunt
- rondpunt
- kruising
- keerpunt
- pijlpunt
- smeltpunt
- brandpunt
- standpunt
- beeldpunt
- knooppunt
- hoofdpunt
- startpunt
- puntkomma
- lichtpunt
- bekruisen
- pandapunt
- strafpunt
- speerpunt
- puntbaard
- appelpunt
- beginpunt
- vriespunt
- breekpunt
- routepunt
- taartpunt
- puntgevel
- agendapunt
- kruisraket
- puntschoen
- tussenpunt
- dubbelpunt
- middelpunt
- dieptepunt
- zwaartepunt
- doorkruisen
- gezichtspunt
- uitgangspunt
- aandachtspunt
- aanknopingspunt
- kruispuntdenken
- verdichtingspunt
- tienpuntenschaal
- vierpuntsdruktoets