kookplaat
Dutch (Brabantic)
/ˈkoːk.plaːt/
noun
Definitions
- cooktop, hob, hotplate
Etymology
Compound from Dutch, Flemish koken (cook, boil) + Dutch, Flemish plaat (record, plate, disc, board).
Origin
Dutch (Brabantic)
plaat
Gloss
record, plate, disc, board
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
🍽️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dansplaat Dutch, Flemish
- gipskartonplaat Dutch, Flemish
- gipsplaat Dutch, Flemish
- glasplaat Dutch, Flemish
- grammofoonplaat Dutch, Flemish
- kentekenplaat Dutch, Flemish
- koken Dutch, Flemish
- kookappel Dutch, Flemish
- kookboek Dutch, Flemish
- kookhok Dutch, Flemish
- kookkunst Dutch, Flemish
- kookpot Dutch, Flemish
- kookpunt Dutch, Flemish
- kookvis Dutch, Flemish
- langspeelplaat Dutch, Flemish
- nummerplaat Dutch, Flemish
- overkoken Dutch, Flemish
- plaat Dutch, Flemish
- plaatstaal Dutch, Flemish
- plaattektoniek Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- platencontract Dutch, Flemish
- platendraaier Dutch, Flemish
- platenlabel Dutch, Flemish
- platenspeler Dutch, Flemish
- platentektoniek Dutch, Flemish
- platenwinkel Dutch, Flemish
- platenzaak Dutch, Flemish
- printplaat Dutch, Flemish
- snelkookpan Dutch, Flemish
- snelkookrijst Dutch, Flemish
- spaanderplaat Dutch, Flemish
- spaanplaat Dutch, Flemish
- waterkoker Dutch, Flemish
- wijzerplaat Dutch, Flemish
- cōken Middle Dutch
- plate Middle Dutch
- koken
- plaat
- kookvis
- kookhok
- kookpot
- kookpunt
- kookboek
- gipsplaat
- dansplaat
- plaatwerk
- kookappel
- kookkunst
- glasplaat
- overkoken
- plaatstaal
- spaanplaat
- platenzaak
- printplaat
- waterkoker
- nummerplaat
- platenlabel
- wijzerplaat
- snelkookpan
- platenspeler
- platenwinkel
- platendraaier
- snelkookrijst
- spaanderplaat
- kentekenplaat
- platencontract
- langspeelplaat
- plaattektoniek
- platentektoniek
- grammofoonplaat
- gipskartonplaat