geslachtsgemeenschap
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- sexual intercourse
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geslacht (gender, sex, lineage, genitals) + Dutch, Flemish gemeenschap (community, fellowship).
Origin
Dutch (Brabantic)
gemeenschap
Gloss
community, fellowship
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dorpsgemeenschap Dutch, Flemish
- gemeen Dutch, Flemish
- gemeenschap Dutch, Flemish
- gemeenschappelijk Dutch, Flemish
- gemeenschapspot Dutch, Flemish
- gemeenschapszin Dutch, Flemish
- geslacht Dutch, Flemish
- geslachtloos Dutch, Flemish
- geslachtsdaad Dutch, Flemish
- geslachtsidentiteit Dutch, Flemish
- geslachtsklier Dutch, Flemish
- geslachtsloos Dutch, Flemish
- geslachtsrijp Dutch, Flemish
- geslachtsroede Dutch, Flemish
- geslachtsverkeer Dutch, Flemish
- geslachtswapen Dutch, Flemish
- geslachtsziekte Dutch, Flemish
- halfslachtig Dutch, Flemish
- leefgemeenschap Dutch, Flemish
- lijfsgemeenschap Dutch, Flemish
- nageslacht Dutch, Flemish
- toongeslacht Dutch, Flemish
- voorgeslacht Dutch, Flemish
- gemeenschap Middle Dutch
- geslachte Middle Dutch
- gemeenskap Afrikaans
- geslacht Western Frisian
- gemeen
- geslacht
- nageslacht
- gemeenschap
- voorgeslacht
- geslachtloos
- halfslachtig
- toongeslacht
- geslachtsloos
- geslachtsrijp
- geslachtsdaad
- geslachtsroede
- geslachtswapen
- geslachtsklier
- gemeenschapszin
- gemeenschapspot
- leefgemeenschap
- geslachtsziekte
- lijfsgemeenschap
- dorpsgemeenschap
- geslachtsverkeer
- gemeenschappelijk
- geslachtsidentiteit