geslachtsklier
Dutch (Brabantic)
/ɣəˈslɑx(t)sˌkliːr/
noun
Definitions
- gonad
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geslacht (gender, sex, lineage, genitals) + Dutch, Flemish klier (gland).
Origin
Dutch (Brabantic)
klier
Gloss
gland
Kanji
腺
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alvleesklier Dutch, Flemish
- darmklier Dutch, Flemish
- geslacht Dutch, Flemish
- geslachtloos Dutch, Flemish
- geslachtsdaad Dutch, Flemish
- geslachtsgemeenschap Dutch, Flemish
- geslachtsidentiteit Dutch, Flemish
- geslachtsloos Dutch, Flemish
- geslachtsrijp Dutch, Flemish
- geslachtsroede Dutch, Flemish
- geslachtsverkeer Dutch, Flemish
- geslachtswapen Dutch, Flemish
- geslachtsziekte Dutch, Flemish
- halfslachtig Dutch, Flemish
- klier Dutch, Flemish
- klierkoorts Dutch, Flemish
- nageslacht Dutch, Flemish
- schildklier Dutch, Flemish
- talgklier Dutch, Flemish
- toongeslacht Dutch, Flemish
- voorgeslacht Dutch, Flemish
- voorstanderklier Dutch, Flemish
- zweetklier Dutch, Flemish
- cliere Middle Dutch
- geslachte Middle Dutch
- klier Afrikaans
- geslacht Western Frisian
- klier
- geslacht
- talgklier
- darmklier
- zweetklier
- nageslacht
- schildklier
- klierkoorts
- voorgeslacht
- geslachtloos
- toongeslacht
- halfslachtig
- alvleesklier
- geslachtsloos
- geslachtsrijp
- geslachtsdaad
- geslachtsroede
- geslachtswapen
- geslachtsziekte
- voorstanderklier
- geslachtsverkeer
- geslachtsidentiteit
- geslachtsgemeenschap