geslacht
Dutch (Brabantic)
/ɣəˈslɑxt/
noun
Definitions
- sex
- gender
- (grammar) grammatical gender
- lineage
- generation
- (biology) genus
Etymology
Inherited from Middle Dutch geslachte derived from Old Dutch slahta derived from Proto-Germanic *slahtō.
Origin
Proto-Germanic
*slahtō
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Geschlecht German
- Geschlechterforschung German
- Geschlechtsdrüse German
- Geschlechtsidentität German
- Geschlechtsidentitätsstörung German
- Geschlechtskrankheit German
- Geschlechtsorgan German
- Geschlechtsverkehr German
- Geschlechtswort German
- Menschengeschlecht German
- Zweigeschlecht German
- eingeschlechtig German
- geschlechtlich German
- geschlechtslos German
- geschlechtsneutral German
- geschlechtsreif German
- geschlechtsuntypisch German
- transgeschlechtlich German
- zweigeschlechtig German
- schiatta Italian
- daad Dutch, Flemish
- gemeenschap Dutch, Flemish
- geslachtloos Dutch, Flemish
- geslachtsdaad Dutch, Flemish
- geslachtsgemeenschap Dutch, Flemish
- geslachtsidentiteit Dutch, Flemish
- geslachtsidentiteitsstoornis Dutch, Flemish
- geslachtsklier Dutch, Flemish
- geslachtsloos Dutch, Flemish
- geslachtsrijp Dutch, Flemish
- geslachtsroede Dutch, Flemish
- geslachtsverkeer Dutch, Flemish
- geslachtswapen Dutch, Flemish
- geslachtsziekte Dutch, Flemish
- half Dutch, Flemish
- halfslacht Dutch, Flemish
- halfslachtig Dutch, Flemish
- identiteit Dutch, Flemish
- klier Dutch, Flemish
- na Dutch, Flemish
- nageslacht Dutch, Flemish
- nl Dutch, Flemish
- rijp Dutch, Flemish
- roede Dutch, Flemish
- slacht Dutch, Flemish
- toon Dutch, Flemish
- toongeslacht Dutch, Flemish
- verkeer Dutch, Flemish
- voor Dutch, Flemish
- voorgeslacht Dutch, Flemish
- wapen Dutch, Flemish
- ziekte Dutch, Flemish
- *slek- Proto-Indo-European
- *slahaną Proto-Germanic
- *slahtō Proto-Germanic
- slæht Old English
- slægt Danish
- slægtled Danish
- slægtning Danish
- geslachte Middle Dutch
- gislahti Old High German
- geslagsryp Afrikaans
- geslechte Middle High German
- slahta Old Dutch
- slecht Middle Low German
- geslacht Western Frisian
- nl
- na
- daad
- voor
- toon
- half
- rijp
- klier
- roede
- wapen
- ziekte
- slacht
- verkeer
- halfslacht
- identiteit
- nageslacht
- gemeenschap
- geslachtloos
- halfslachtig
- voorgeslacht
- toongeslacht
- geslachtsloos
- geslachtsdaad
- geslachtsrijp
- geslachtsklier
- geslachtsroede
- geslachtswapen
- geslachtsziekte
- geslachtsverkeer
- geslachtsidentiteit
- geslachtsgemeenschap
- geslachtsidentiteitsstoornis