gelijkspel
Dutch (Brabantic)
/ɣəˌlɛi̯kˈspɛl/
noun
Definitions
- draw (a tie)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish gelijk (equal, alike, like, right, rightness) + Dutch, Flemish spel (game, play, show, boss).
Origin
Dutch (Brabantic)
spel
Gloss
game, play, show, boss
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
♠️ ♣️ ♥️ ♦️ ⚽️ ⚾️ 🀄️ 🃏 🎮️ 🎯 🎰 🎱 🎲 🎳 🎴 🎾 🏀 🏏 🏐 🏑 🏒 🏓 🏸 🕹️ 🥌
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- ballenspel Dutch, Flemish
- balspel Dutch, Flemish
- beestenspel Dutch, Flemish
- biljartspel Dutch, Flemish
- blijspel Dutch, Flemish
- bond Dutch, Flemish
- bordspel Dutch, Flemish
- buitenspel Dutch, Flemish
- citerspel Dutch, Flemish
- computerspel Dutch, Flemish
- damspel Dutch, Flemish
- dobbelspel Dutch, Flemish
- flipperspel Dutch, Flemish
- gelijk Dutch, Flemish
- gelijkaardig Dutch, Flemish
- gelijkberechtiging Dutch, Flemish
- gelijkheid Dutch, Flemish
- gelijkmatig Dutch, Flemish
- gelijknamig Dutch, Flemish
- gelijkrichten Dutch, Flemish
- gelijkschakelen Dutch, Flemish
- gelijkspanning Dutch, Flemish
- gelijkstaat Dutch, Flemish
- gelijkstelling Dutch, Flemish
- gelijkstemmen Dutch, Flemish
- gelijkstroom Dutch, Flemish
- gelijktijdig Dutch, Flemish
- gelijktonig Dutch, Flemish
- gelijkvloers Dutch, Flemish
- gelijkwaardig Dutch, Flemish
- gelijkzijdig Dutch, Flemish
- gezelschapspel Dutch, Flemish
- haagspel Dutch, Flemish
- hoorspel Dutch, Flemish
- insgelijks Dutch, Flemish
- kaartspel Dutch, Flemish
- kaatsspel Dutch, Flemish
- kansspel Dutch, Flemish
- kerstspel Dutch, Flemish
- kijkspel Dutch, Flemish
- kinderspel Dutch, Flemish
- klokkenspel Dutch, Flemish
- kwelspel Dutch, Flemish
- naspel Dutch, Flemish
- ongelijk Dutch, Flemish
- overspel Dutch, Flemish
- poppenspel Dutch, Flemish
- rollenspel Dutch, Flemish
- ruilkaartspel Dutch, Flemish
- saterspel Dutch, Flemish
- satyrspel Dutch, Flemish
- schimmenspel Dutch, Flemish
- soortgelijk Dutch, Flemish
- speeltje Dutch, Flemish
- spel Dutch, Flemish
- spelbord Dutch, Flemish
- spelcomputer Dutch, Flemish
- spelleider Dutch, Flemish
- spullenbaas Dutch, Flemish
- steekspel Dutch, Flemish
- treurspel Dutch, Flemish
- videospel Dutch, Flemish
- voorspel Dutch, Flemish
- wildebeestenspel Dutch, Flemish
- zinnespel Dutch, Flemish
- spel Middle Dutch
- spel Afrikaans
- *gilīk Old Dutch
- spel
- bond
- gelijk
- naspel
- balspel
- damspel
- kansspel
- spelbord
- blijspel
- haagspel
- overspel
- kijkspel
- ongelijk
- bordspel
- voorspel
- kwelspel
- hoorspel
- speeltje
- saterspel
- kaatsspel
- zinnespel
- kerstspel
- videospel
- treurspel
- steekspel
- satyrspel
- citerspel
- kaartspel
- gelijkheid
- insgelijks
- dobbelspel
- spelleider
- rollenspel
- poppenspel
- kinderspel
- ballenspel
- buitenspel
- beestenspel
- spullenbaas
- klokkenspel
- gelijknamig
- gelijktonig
- gelijkstaat
- biljartspel
- soortgelijk
- flipperspel
- gelijkmatig
- schimmenspel
- spelcomputer
- computerspel
- gelijkstroom
- gelijkzijdig
- gelijkvloers
- gelijkaardig
- gelijktijdig
- gelijkrichten
- gelijkstemmen
- gelijkwaardig
- ruilkaartspel
- gezelschapspel
- gelijkstelling
- gelijkspanning
- gelijkschakelen
- wildebeestenspel
- gelijkberechtiging