thuiskomen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to come home
Etymology
Compound from Dutch, Flemish thuis (home, at home) + Dutch, Flemish komen (come).
Origin
Dutch (Brabantic)
komen
Gloss
come
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
来
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aankomen Dutch, Flemish
- achteropkomen Dutch, Flemish
- afkomen Dutch, Flemish
- bekomen Dutch, Flemish
- bijeenkomen Dutch, Flemish
- bijkomen Dutch, Flemish
- binnenkomen Dutch, Flemish
- heenkomen Dutch, Flemish
- huis Dutch, Flemish
- inkomen Dutch, Flemish
- klaarkomen Dutch, Flemish
- komaf Dutch, Flemish
- komen Dutch, Flemish
- komenij Dutch, Flemish
- langskomen Dutch, Flemish
- meekomen Dutch, Flemish
- nakomen Dutch, Flemish
- nieuwkomer Dutch, Flemish
- omkomen Dutch, Flemish
- onderkomen Dutch, Flemish
- ontkomen Dutch, Flemish
- opkomen Dutch, Flemish
- overeenkomen Dutch, Flemish
- overkomen Dutch, Flemish
- rondkomen Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- tegemoetkomen Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- terechtkomen Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- thuis Dutch, Flemish
- thuisbezorgen Dutch, Flemish
- thuisblijver Dutch, Flemish
- thuisfront Dutch, Flemish
- thuisgevoel Dutch, Flemish
- thuishaven Dutch, Flemish
- thuishoren Dutch, Flemish
- thuiskomst Dutch, Flemish
- thuisland Dutch, Flemish
- thuisonderwijs Dutch, Flemish
- thuisstudie Dutch, Flemish
- thuisvaarder Dutch, Flemish
- thuiswaarts Dutch, Flemish
- thuiswerk Dutch, Flemish
- tussenkomen Dutch, Flemish
- uitkomen Dutch, Flemish
- voorbijkomen Dutch, Flemish
- voorkomen Dutch, Flemish
- voortkomen Dutch, Flemish
- cōmen Middle Dutch
- thuus Middle Dutch
- kom Afrikaans
- tuis Afrikaans
- te
- huis
- thuis
- komaf
- komen
- bekomen
- omkomen
- nakomen
- inkomen
- opkomen
- komenij
- afkomen
- bijkomen
- aankomen
- ontkomen
- meekomen
- uitkomen
- thuisland
- thuiswerk
- heenkomen
- rondkomen
- voorkomen
- overkomen
- thuishaven
- thuiskomst
- samenkomen
- klaarkomen
- onderkomen
- thuisfront
- langskomen
- voortkomen
- tegenkomen
- thuishoren
- terugkomen
- nieuwkomer
- binnenkomen
- thuisgevoel
- bijeenkomen
- thuisstudie
- tussenkomen
- thuiswaarts
- terechtkomen
- thuisblijver
- thuisvaarder
- overeenkomen
- voorbijkomen
- thuisbezorgen
- achteropkomen
- tegemoetkomen
- thuisonderwijs