popgroep
Dutch (Brabantic)
/ˈpɔp.xrup/
noun
Definitions
- A pop group, a pop band.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish pop (doll, puppet) + Dutch, Flemish groep (group, a trench, moat).
Origin
Dutch (Brabantic)
groep
Gloss
group, a trench, moat
Kanji
団
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- pupa Latin
- gruppo Italian
- aandachtsgroep Dutch, Flemish
- appgroep Dutch, Flemish
- britpop Dutch, Flemish
- buikspreekpop Dutch, Flemish
- cabaretgroep Dutch, Flemish
- doelgroep Dutch, Flemish
- drukkingsgroep Dutch, Flemish
- eilandengroep Dutch, Flemish
- etalagepop Dutch, Flemish
- groep Dutch, Flemish
- groepsapp Dutch, Flemish
- groepsgewijs Dutch, Flemish
- groepsimmuniteit Dutch, Flemish
- groepsvordering Dutch, Flemish
- hofpop Dutch, Flemish
- kerstgroep Dutch, Flemish
- kloddenpop Dutch, Flemish
- lappenpop Dutch, Flemish
- ledenpop Dutch, Flemish
- nederpop Dutch, Flemish
- paspop Dutch, Flemish
- pop Dutch, Flemish
- popmuziek Dutch, Flemish
- poppen Dutch, Flemish
- poppenhuis Dutch, Flemish
- poppenkast Dutch, Flemish
- poppenspeelster Dutch, Flemish
- poppenspeler Dutch, Flemish
- popster Dutch, Flemish
- praatgroep Dutch, Flemish
- pressiegroep Dutch, Flemish
- risicogroep Dutch, Flemish
- sneeuwpop Dutch, Flemish
- sokpop Dutch, Flemish
- trekpop Dutch, Flemish
- voddenpop Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- gruppo French
- groep Afrikaans
- pop Afrikaans
- groep Western Frisian
- groppe Western Frisian
- pop
- groep
- poppen
- hofpop
- sokpop
- paspop
- trekpop
- popster
- britpop
- ledenpop
- nederpop
- appgroep
- voddenpop
- popmuziek
- sneeuwpop
- groepsapp
- doelgroep
- lappenpop
- werkgroep
- etalagepop
- kloddenpop
- poppenhuis
- praatgroep
- woordgroep
- kerstgroep
- poppenkast
- risicogroep
- pressiegroep
- groepsgewijs
- poppenspeler
- cabaretgroep
- eilandengroep
- buikspreekpop
- aandachtsgroep
- drukkingsgroep
- groepsvordering
- poppenspeelster
- groepsimmuniteit