doelgroep
Dutch (Brabantic)
/ˈdul.ɣrup/
noun
Definitions
- target group, target audience
Etymology
Compound from Dutch, Flemish doel (goal, target, aim) + Dutch, Flemish groep (group, a trench, moat).
Origin
Dutch (Brabantic)
groep
Gloss
group, a trench, moat
Kanji
団
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- gruppo Italian
- aandachtsgroep Dutch, Flemish
- appgroep Dutch, Flemish
- bad Dutch, Flemish
- cabaretgroep Dutch, Flemish
- doel Dutch, Flemish
- doeleinde Dutch, Flemish
- doelen Dutch, Flemish
- doelgroepenbad Dutch, Flemish
- doelmatig Dutch, Flemish
- doelpaal Dutch, Flemish
- doelrationaliteit Dutch, Flemish
- doelrationeel Dutch, Flemish
- doelsaldo Dutch, Flemish
- doelschop Dutch, Flemish
- doeltrap Dutch, Flemish
- doeltreffend Dutch, Flemish
- doelverdediger Dutch, Flemish
- doelvrouw Dutch, Flemish
- drukkingsgroep Dutch, Flemish
- eilandengroep Dutch, Flemish
- groep Dutch, Flemish
- groepsapp Dutch, Flemish
- groepsgewijs Dutch, Flemish
- groepsimmuniteit Dutch, Flemish
- groepsvordering Dutch, Flemish
- kerstgroep Dutch, Flemish
- popgroep Dutch, Flemish
- praatgroep Dutch, Flemish
- pressiegroep Dutch, Flemish
- risicogroep Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- gruppo French
- doel Middle Dutch
- groep Afrikaans
- groep Western Frisian
- groppe Western Frisian
- bad
- doel
- groep
- doelen
- doelpaal
- doeltrap
- appgroep
- popgroep
- doeleinde
- doelsaldo
- doelschop
- groepsapp
- doelmatig
- doelvrouw
- werkgroep
- praatgroep
- woordgroep
- kerstgroep
- risicogroep
- pressiegroep
- doeltreffend
- groepsgewijs
- cabaretgroep
- doelrationeel
- eilandengroep
- aandachtsgroep
- drukkingsgroep
- doelgroepenbad
- doelverdediger
- groepsvordering
- groepsimmuniteit
- doelrationaliteit