praatgroep
Dutch (Brabantic)
/ˈpraːt.xrup/
noun
Definitions
- discussion group, support group
Etymology
Compound from Dutch, Flemish praten (talk, chat) + Dutch, Flemish groep (group, a trench, moat).
Origin
Dutch (Brabantic)
groep
Gloss
group, a trench, moat
Kanji
団
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- gruppo Italian
- aandachtsgroep Dutch, Flemish
- appgroep Dutch, Flemish
- bepraten Dutch, Flemish
- cabaretgroep Dutch, Flemish
- doelgroep Dutch, Flemish
- drukkingsgroep Dutch, Flemish
- eilandengroep Dutch, Flemish
- groep Dutch, Flemish
- groepsapp Dutch, Flemish
- groepsgewijs Dutch, Flemish
- groepsimmuniteit Dutch, Flemish
- groepsvordering Dutch, Flemish
- kerstgroep Dutch, Flemish
- napraten Dutch, Flemish
- overpraten Dutch, Flemish
- popgroep Dutch, Flemish
- praatbarak Dutch, Flemish
- praatprogramma Dutch, Flemish
- praatziek Dutch, Flemish
- praten Dutch, Flemish
- pressiegroep Dutch, Flemish
- risicogroep Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- gruppo French
- praten Middle Dutch
- groep Afrikaans
- praat Afrikaans
- groep Western Frisian
- groppe Western Frisian