risicogroep
Dutch (Brabantic)
/ˈri.zi.koːˌɣrup/
noun
Definitions
- risk group, high-risk group
Etymology
Compound from Dutch, Flemish risico (risk) + Dutch, Flemish groep (group, a trench, moat).
Origin
Dutch (Brabantic)
groep
Gloss
group, a trench, moat
Kanji
団
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- gruppo Italian
- risico Italian
- aandachtsgroep Dutch, Flemish
- appgroep Dutch, Flemish
- cabaretgroep Dutch, Flemish
- doelgroep Dutch, Flemish
- drukkingsgroep Dutch, Flemish
- eilandengroep Dutch, Flemish
- groep Dutch, Flemish
- groepsapp Dutch, Flemish
- groepsgewijs Dutch, Flemish
- groepsimmuniteit Dutch, Flemish
- groepsvordering Dutch, Flemish
- kerstgroep Dutch, Flemish
- popgroep Dutch, Flemish
- praatgroep Dutch, Flemish
- pressiegroep Dutch, Flemish
- risico Dutch, Flemish
- risicoanalyse Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- gruppo French
- risiko Indonesian
- groep Afrikaans
- risiko Afrikaans
- groep Western Frisian
- groppe Western Frisian
- risiko Western Frisian