opendraaien
Dutch (Brabantic)
/ˈoː.pə(n)ˌdraːi̯ə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to open by turning
- (transitive) to open up
Etymology
Compound from Dutch, Flemish open (open) + Dutch, Flemish draaien (turn, rotate, turn around, revolve).
Origin
Dutch (Brabantic)
draaien
Gloss
turn, rotate, turn around, revolve
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🙃
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aaneendraaien Dutch, Flemish
- draaiboek Dutch, Flemish
- draaicirkel Dutch, Flemish
- draaideur Dutch, Flemish
- draaien Dutch, Flemish
- draaierig Dutch, Flemish
- draaihek Dutch, Flemish
- draaiing Dutch, Flemish
- draaikolk Dutch, Flemish
- draaikont Dutch, Flemish
- draailier Dutch, Flemish
- draaimolen Dutch, Flemish
- draaiorgel Dutch, Flemish
- draaisnelheid Dutch, Flemish
- draaitafel Dutch, Flemish
- omdraaien Dutch, Flemish
- open Dutch, Flemish
- openbarsten Dutch, Flemish
- openbloeien Dutch, Flemish
- openbreken Dutch, Flemish
- opendoen Dutch, Flemish
- openduwen Dutch, Flemish
- openen Dutch, Flemish
- opengaan Dutch, Flemish
- openhalen Dutch, Flemish
- openheid Dutch, Flemish
- openlijk Dutch, Flemish
- openlucht Dutch, Flemish
- openmaken Dutch, Flemish
- opensperren Dutch, Flemish
- openwerken Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- openzwaaien Dutch, Flemish
- uitdraaien Dutch, Flemish
- verdraaien Dutch, Flemish
- драить Russian
- drâyen Middle Dutch
- ōpen Middle Dutch
- draai Afrikaans
- oop Afrikaans
- drai Papiamentu
- open
- openen
- draaien
- opendoen
- opengaan
- draaiing
- draaihek
- openheid
- openlijk
- openmaken
- openhalen
- draailier
- draaikolk
- draaiboek
- openduwen
- draaierig
- draaideur
- openlucht
- omdraaien
- draaikont
- draaiorgel
- openwerken
- verdraaien
- draaimolen
- openbreken
- uitdraaien
- draaitafel
- openzetten
- openbloeien
- openzwaaien
- draaicirkel
- openbarsten
- opensperren
- aaneendraaien
- draaisnelheid