halfpijp
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- halfpipe
Etymology
Compound from Dutch, Flemish half (half, semi-, half-) + Dutch, Flemish pijp (pipe, tobacco pipe, tube)derived from English halfpipe.
Origin
English
halfpipe
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- halfpipe English
- achthalf Dutch, Flemish
- anderhalf Dutch, Flemish
- beenpijp Dutch, Flemish
- blaaspijp Dutch, Flemish
- broekspijp Dutch, Flemish
- half Dutch, Flemish
- halfbakken Dutch, Flemish
- halfbloed Dutch, Flemish
- halfdek Dutch, Flemish
- halfedelsteen Dutch, Flemish
- halfgaar Dutch, Flemish
- halfhartig Dutch, Flemish
- halfkoets Dutch, Flemish
- halfrond Dutch, Flemish
- halfschaduw Dutch, Flemish
- halfslachtig Dutch, Flemish
- halfuur Dutch, Flemish
- halfvlak Dutch, Flemish
- halveren Dutch, Flemish
- luchtpijp Dutch, Flemish
- orgelpijp Dutch, Flemish
- pijp Dutch, Flemish
- pijpaarde Dutch, Flemish
- pijpen Dutch, Flemish
- pijpeneren Dutch, Flemish
- pijpenkrul Dutch, Flemish
- pijpenla Dutch, Flemish
- pijpensteel Dutch, Flemish
- pijpenwisser Dutch, Flemish
- pijpewisser Dutch, Flemish
- pijpklei Dutch, Flemish
- pijpkruid Dutch, Flemish
- pijpleiding Dutch, Flemish
- pijporgel Dutch, Flemish
- pijptang Dutch, Flemish
- regenpijp Dutch, Flemish
- waterpijp Dutch, Flemish
- zakpijp Dutch, Flemish
- half Middle Dutch
- pîpe Middle Dutch
- pyp Afrikaans
- pijp
- half
- pijpen
- halfdek
- zakpijp
- halfuur
- pijptang
- halfvlak
- halfgaar
- beenpijp
- halveren
- halfrond
- pijpenla
- achthalf
- pijpklei
- pijpaarde
- waterpijp
- luchtpijp
- regenpijp
- halfkoets
- pijpkruid
- orgelpijp
- blaaspijp
- halfbloed
- pijporgel
- anderhalf
- halfbakken
- pijpenkrul
- broekspijp
- halfhartig
- pijpeneren
- pijpensteel
- pijpleiding
- pijpewisser
- halfschaduw
- halfslachtig
- pijpenwisser
- halfedelsteen