regenpijp
Dutch (Brabantic)
/ˈreː.ɣə(n)ˌpɛi̯p/
noun
Definitions
- drainpipe, downspout
Etymology
Compound from Dutch, Flemish regen (rain) + Dutch, Flemish pijp (pipe, tobacco pipe, tube).
Origin
Dutch (Brabantic)
pijp
Gloss
pipe, tobacco pipe, tube
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
管
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- beenpijp Dutch, Flemish
- blaaspijp Dutch, Flemish
- broekspijp Dutch, Flemish
- halfpijp Dutch, Flemish
- ijsregen Dutch, Flemish
- kogelregen Dutch, Flemish
- luchtpijp Dutch, Flemish
- meteorenregen Dutch, Flemish
- miezerregen Dutch, Flemish
- motregen Dutch, Flemish
- orgelpijp Dutch, Flemish
- pijp Dutch, Flemish
- pijpaarde Dutch, Flemish
- pijpen Dutch, Flemish
- pijpeneren Dutch, Flemish
- pijpenkrul Dutch, Flemish
- pijpenla Dutch, Flemish
- pijpensteel Dutch, Flemish
- pijpenwisser Dutch, Flemish
- pijpewisser Dutch, Flemish
- pijpklei Dutch, Flemish
- pijpkruid Dutch, Flemish
- pijpleiding Dutch, Flemish
- pijporgel Dutch, Flemish
- pijptang Dutch, Flemish
- regen Dutch, Flemish
- regenachtig Dutch, Flemish
- regenboog Dutch, Flemish
- regenbui Dutch, Flemish
- regendans Dutch, Flemish
- regendruppel Dutch, Flemish
- regenen Dutch, Flemish
- regenjack Dutch, Flemish
- regenjas Dutch, Flemish
- regenmantel Dutch, Flemish
- regenschaduw Dutch, Flemish
- regenscherm Dutch, Flemish
- regentijd Dutch, Flemish
- regenton Dutch, Flemish
- regenval Dutch, Flemish
- regenwater Dutch, Flemish
- regenwolk Dutch, Flemish
- regenworm Dutch, Flemish
- sterrenregen Dutch, Flemish
- stortregen Dutch, Flemish
- waterpijp Dutch, Flemish
- zakpijp Dutch, Flemish
- zonneregen Dutch, Flemish
- zwavelregen Dutch, Flemish
- pîpe Middle Dutch
- regen Middle Dutch
- rēgen Middle Dutch
- pyp Afrikaans
- reën Afrikaans
- pijp
- regen
- pijpen
- regenen
- zakpijp
- pijptang
- motregen
- halfpijp
- beenpijp
- regenjas
- regenbui
- regenval
- ijsregen
- pijpenla
- pijpklei
- regenton
- regenboog
- regenworm
- pijpaarde
- waterpijp
- regendans
- luchtpijp
- pijpkruid
- orgelpijp
- regentijd
- blaaspijp
- pijporgel
- regenwolk
- regenjack
- stortregen
- pijpenkrul
- regenwater
- broekspijp
- pijpeneren
- zonneregen
- kogelregen
- pijpensteel
- pijpleiding
- miezerregen
- pijpewisser
- zwavelregen
- regenmantel
- regenscherm
- regenachtig
- regenschaduw
- regendruppel
- sterrenregen
- pijpenwisser
- meteorenregen