geldwezen
Dutch (Brabantic)
/ˈɣɛltˌʋeː.zə(n)/
noun
Definitions
- finance
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geld (money, levy, payment) + Dutch, Flemish wezen (sector, be, state, condition, creature, system, institution, occupation).
Origin
Dutch (Brabantic)
wezen
Gloss
sector, be, state, condition, creature, system, institution, occupation
Concept
Semantic Field
Miscellaneous function words
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanloopgeld Dutch, Flemish
- aanritsgeld Dutch, Flemish
- aanwezig Dutch, Flemish
- badgeld Dutch, Flemish
- bankgeld Dutch, Flemish
- bankwezen Dutch, Flemish
- belastinggeld Dutch, Flemish
- bloedgeld Dutch, Flemish
- boomgeld Dutch, Flemish
- dijkwezen Dutch, Flemish
- drinkgeld Dutch, Flemish
- fabelwezen Dutch, Flemish
- geld Dutch, Flemish
- geldaanbod Dutch, Flemish
- geldautomaat Dutch, Flemish
- geldbelust Dutch, Flemish
- geldboete Dutch, Flemish
- geldezel Dutch, Flemish
- geldgroei Dutch, Flemish
- geldhandel Dutch, Flemish
- geldhoeveelheid Dutch, Flemish
- geldillusie Dutch, Flemish
- geldkraan Dutch, Flemish
- geldmarkt Dutch, Flemish
- geldneutraliteit Dutch, Flemish
- geldsnoeier Dutch, Flemish
- geldstraf Dutch, Flemish
- geldswaardig Dutch, Flemish
- geldvoorraad Dutch, Flemish
- geldwisselaar Dutch, Flemish
- geldwolf Dutch, Flemish
- geldzorg Dutch, Flemish
- gevarengeld Dutch, Flemish
- gruitgeld Dutch, Flemish
- kleingeld Dutch, Flemish
- leedwezen Dutch, Flemish
- losgeld Dutch, Flemish
- mijnwezen Dutch, Flemish
- muntgeld Dutch, Flemish
- overheidsgeld Dutch, Flemish
- pachtgeld Dutch, Flemish
- papiergeld Dutch, Flemish
- ruimtewezen Dutch, Flemish
- smartegeld Dutch, Flemish
- smartengeld Dutch, Flemish
- spaargeld Dutch, Flemish
- toegangsgeld Dutch, Flemish
- vetewezen Dutch, Flemish
- veulengeld Dutch, Flemish
- wachtgeld Dutch, Flemish
- walgeld Dutch, Flemish
- weergeld Dutch, Flemish
- wegwezen Dutch, Flemish
- wezen Dutch, Flemish
- wezenlijk Dutch, Flemish
- wisselgeld Dutch, Flemish
- zeewezen Dutch, Flemish
- zilvergeld Dutch, Flemish
- zwijggeld Dutch, Flemish
- *wesaną Proto-Germanic
- gelt Middle Dutch
- geld Afrikaans
- wees Afrikaans
- wese Afrikaans
- *wesan gmw-pro
- geld
- wezen
- losgeld
- badgeld
- walgeld
- geldwolf
- geldezel
- wegwezen
- zeewezen
- aanwezig
- geldzorg
- muntgeld
- boomgeld
- bankgeld
- weergeld
- mijnwezen
- geldmarkt
- geldboete
- wezenlijk
- leedwezen
- dijkwezen
- zwijggeld
- drinkgeld
- geldstraf
- bloedgeld
- gruitgeld
- spaargeld
- geldgroei
- wachtgeld
- pachtgeld
- bankwezen
- vetewezen
- kleingeld
- geldkraan
- zilvergeld
- wisselgeld
- geldhandel
- veulengeld
- papiergeld
- fabelwezen
- smartegeld
- geldaanbod
- geldbelust
- geldsnoeier
- aanloopgeld
- smartengeld
- gevarengeld
- geldillusie
- ruimtewezen
- aanritsgeld
- geldvoorraad
- toegangsgeld
- geldswaardig
- geldautomaat
- geldwisselaar
- belastinggeld
- overheidsgeld
- geldhoeveelheid
- geldneutraliteit