belastinggeld
Dutch (Brabantic)
/bəˈlɑs.tɪŋˌɣɛlt/
noun
Definitions
- tax money
Etymology
Compound from Dutch, Flemish belasting (tax, load, burden) + Dutch, Flemish geld (money, levy, payment).
Origin
Dutch (Brabantic)
geld
Gloss
money, levy, payment
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
金
Emoji
🏦 💰️ 💳️ 💴 💵 💶 💷 💸 💹 🤑 🧧 🪙
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanloopgeld Dutch, Flemish
- aanritsgeld Dutch, Flemish
- badgeld Dutch, Flemish
- bankgeld Dutch, Flemish
- belasten Dutch, Flemish
- belasting Dutch, Flemish
- belastingaangifte Dutch, Flemish
- belastingafspraak Dutch, Flemish
- belastingbetaler Dutch, Flemish
- belastingdruk Dutch, Flemish
- belastingformulier Dutch, Flemish
- belastingfraude Dutch, Flemish
- belastinginner Dutch, Flemish
- belastingontduiking Dutch, Flemish
- belastingontwijking Dutch, Flemish
- belastingovereenkomst Dutch, Flemish
- belastingparadijs Dutch, Flemish
- belastingtarief Dutch, Flemish
- bloedgeld Dutch, Flemish
- boomgeld Dutch, Flemish
- drinkgeld Dutch, Flemish
- erfbelasting Dutch, Flemish
- geld Dutch, Flemish
- geldaanbod Dutch, Flemish
- geldautomaat Dutch, Flemish
- geldbelust Dutch, Flemish
- geldboete Dutch, Flemish
- geldezel Dutch, Flemish
- geldgroei Dutch, Flemish
- geldhandel Dutch, Flemish
- geldhoeveelheid Dutch, Flemish
- geldillusie Dutch, Flemish
- geldkraan Dutch, Flemish
- geldmarkt Dutch, Flemish
- geldneutraliteit Dutch, Flemish
- geldsnoeier Dutch, Flemish
- geldstraf Dutch, Flemish
- geldswaardig Dutch, Flemish
- geldvoorraad Dutch, Flemish
- geldwezen Dutch, Flemish
- geldwisselaar Dutch, Flemish
- geldwolf Dutch, Flemish
- geldzorg Dutch, Flemish
- gevarengeld Dutch, Flemish
- grondbelasting Dutch, Flemish
- gruitgeld Dutch, Flemish
- hoofddoekjesbelasting Dutch, Flemish
- inkomstenbelasting Dutch, Flemish
- kleingeld Dutch, Flemish
- losgeld Dutch, Flemish
- milieubelasting Dutch, Flemish
- muntgeld Dutch, Flemish
- omzetbelasting Dutch, Flemish
- overheidsgeld Dutch, Flemish
- pachtgeld Dutch, Flemish
- papiergeld Dutch, Flemish
- smartegeld Dutch, Flemish
- smartengeld Dutch, Flemish
- spaargeld Dutch, Flemish
- toegangsgeld Dutch, Flemish
- vennootschapsbelasting Dutch, Flemish
- vermogensbelasting Dutch, Flemish
- veulengeld Dutch, Flemish
- wachtgeld Dutch, Flemish
- walgeld Dutch, Flemish
- weergeld Dutch, Flemish
- wegenbelasting Dutch, Flemish
- wisselgeld Dutch, Flemish
- zilvergeld Dutch, Flemish
- zwijggeld Dutch, Flemish
- belasting Indonesian
- belastinge Middle Dutch
- gelt Middle Dutch
- belasting Afrikaans
- geld Afrikaans
- geld
- losgeld
- badgeld
- walgeld
- geldwolf
- geldezel
- geldzorg
- muntgeld
- belasten
- boomgeld
- bankgeld
- weergeld
- geldmarkt
- belasting
- geldboete
- geldwezen
- zwijggeld
- drinkgeld
- geldstraf
- bloedgeld
- gruitgeld
- spaargeld
- geldgroei
- wachtgeld
- pachtgeld
- geldkraan
- kleingeld
- zilvergeld
- wisselgeld
- geldhandel
- veulengeld
- papiergeld
- smartegeld
- geldaanbod
- geldbelust
- geldsnoeier
- aanloopgeld
- smartengeld
- gevarengeld
- geldillusie
- aanritsgeld
- geldvoorraad
- toegangsgeld
- erfbelasting
- geldswaardig
- geldautomaat
- geldwisselaar
- belastingdruk
- overheidsgeld
- omzetbelasting
- wegenbelasting
- belastinginner
- grondbelasting
- belastingtarief
- milieubelasting
- belastingfraude
- geldhoeveelheid
- belastingbetaler
- geldneutraliteit
- belastingaangifte
- belastingafspraak
- belastingparadijs
- vermogensbelasting
- inkomstenbelasting
- belastingformulier
- belastingontwijking
- belastingontduiking
- hoofddoekjesbelasting
- belastingovereenkomst
- vennootschapsbelasting