geestesziek
Dutch (Brabantic)
/ˈɣeːs.təˌsik/
adj
Definitions
- mentally ill
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geest (spirit, ghost, mind, vapour, heathland, breath, heath, Holy Spirit) + Dutch, Flemish -es- (-ess)+ Dutch, Flemish ziek (sick, ill).
Origin
Dutch (Brabantic)
ziek
Gloss
sick, ill
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Other
Kanji
患
Emoji
🌡️ 💉 💊 😷 🤒 🤮
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -es- Dutch, Flemish
- bedilziek Dutch, Flemish
- behaagziek Dutch, Flemish
- belgziek Dutch, Flemish
- dansziek Dutch, Flemish
- dobbelziek Dutch, Flemish
- doodziek Dutch, Flemish
- droefgeestig Dutch, Flemish
- dwaalgeest Dutch, Flemish
- dweepziek Dutch, Flemish
- geest Dutch, Flemish
- geestdodend Dutch, Flemish
- geestdrift Dutch, Flemish
- geestdrijver Dutch, Flemish
- geestelijk Dutch, Flemish
- geesteskind Dutch, Flemish
- geesteskrankheid Dutch, Flemish
- geestesoog Dutch, Flemish
- geesteswetenschap Dutch, Flemish
- geestesziekte Dutch, Flemish
- geestgrond Dutch, Flemish
- geestig Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- geestverwant Dutch, Flemish
- hellegeest Dutch, Flemish
- hemelgeest Dutch, Flemish
- huisgeest Dutch, Flemish
- kibbelziek Dutch, Flemish
- kleingeestig Dutch, Flemish
- klopgeest Dutch, Flemish
- luchtziek Dutch, Flemish
- maanziek Dutch, Flemish
- manziek Dutch, Flemish
- minziek Dutch, Flemish
- naargeestig Dutch, Flemish
- ondernemingsgeest Dutch, Flemish
- plaaggeest Dutch, Flemish
- ploeggeest Dutch, Flemish
- praalziek Dutch, Flemish
- praatziek Dutch, Flemish
- pronkziek Dutch, Flemish
- ruimteziek Dutch, Flemish
- scheldziek Dutch, Flemish
- schendziek Dutch, Flemish
- schenziek Dutch, Flemish
- schoolziek Dutch, Flemish
- spilziek Dutch, Flemish
- strontziek Dutch, Flemish
- suikerziek Dutch, Flemish
- teamgeest Dutch, Flemish
- tijdgeest Dutch, Flemish
- tijdsgeest Dutch, Flemish
- twistziek Dutch, Flemish
- vervolgziek Dutch, Flemish
- wagenziek Dutch, Flemish
- wargeest Dutch, Flemish
- watergeest Dutch, Flemish
- zeeziek Dutch, Flemish
- ziek Dutch, Flemish
- ziekbed Dutch, Flemish
- ziekelijk Dutch, Flemish
- ziekte Dutch, Flemish
- gêest Middle Dutch
- siec Middle Dutch
- siek Middle Dutch
- gees Afrikaans
- siek Afrikaans
- -es-
- ziek
- geest
- ziekte
- manziek
- minziek
- ziekbed
- geestig
- zeeziek
- spilziek
- wargeest
- maanziek
- belgziek
- dansziek
- doodziek
- ziekelijk
- dweepziek
- praatziek
- wagenziek
- klopgeest
- tijdgeest
- schenziek
- geestrijk
- teamgeest
- huisgeest
- bedilziek
- pronkziek
- twistziek
- praalziek
- luchtziek
- watergeest
- schoolziek
- tijdsgeest
- hellegeest
- kibbelziek
- geestesoog
- geestelijk
- dobbelziek
- geestdrift
- ploeggeest
- plaaggeest
- schendziek
- behaagziek
- suikerziek
- geestgrond
- hemelgeest
- ruimteziek
- scheldziek
- dwaalgeest
- strontziek
- geesteskind
- vervolgziek
- naargeestig
- geestdodend
- droefgeestig
- geestdrijver
- kleingeestig
- geestverwant
- geestesziekte
- geesteskrankheid
- ondernemingsgeest
- geesteswetenschap