hellegeest
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- (poetic) hell-spirit, devil, demon * 1765: (...) Misbruikte die doorslepen hellegeest; ** (...) Abused by this shrewd hell-spirit; * 1924: De hellegeest die met mijn lijden spot! ** The devil who is mocking my suffering. * 2006: De duivel of hellegeest heeft puntige oren en twee horens en gaat gekleed in rode of zwarte mantel. ** The devil or hell-spirit has pointy ears and two horns and is dressed in a red or black cloak.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish hel (hell, clear, hel, bright, Hell) + Dutch, Flemish geest (spirit, ghost, mind, vapour, heathland, breath, heath, Holy Spirit).
Origin
Dutch (Brabantic)
geest
Gloss
spirit, ghost, mind, vapour, heathland, breath, heath, Holy Spirit
Concept
Semantic Field
Religion and belief
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
息
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- droefgeestig Dutch, Flemish
- dwaalgeest Dutch, Flemish
- geest Dutch, Flemish
- geestdodend Dutch, Flemish
- geestdrift Dutch, Flemish
- geestdrijver Dutch, Flemish
- geestelijk Dutch, Flemish
- geesteskind Dutch, Flemish
- geesteskrankheid Dutch, Flemish
- geestesoog Dutch, Flemish
- geesteswetenschap Dutch, Flemish
- geestesziek Dutch, Flemish
- geestesziekte Dutch, Flemish
- geestgrond Dutch, Flemish
- geestig Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- geestverwant Dutch, Flemish
- hel Dutch, Flemish
- hellegebroed Dutch, Flemish
- hellekind Dutch, Flemish
- hellemoer Dutch, Flemish
- hellerivier Dutch, Flemish
- hellewaarts Dutch, Flemish
- helrivier Dutch, Flemish
- hels Dutch, Flemish
- helwaarts Dutch, Flemish
- hemelgeest Dutch, Flemish
- huisgeest Dutch, Flemish
- kleingeestig Dutch, Flemish
- klopgeest Dutch, Flemish
- naargeestig Dutch, Flemish
- ondernemingsgeest Dutch, Flemish
- plaaggeest Dutch, Flemish
- ploeggeest Dutch, Flemish
- teamgeest Dutch, Flemish
- tijdgeest Dutch, Flemish
- tijdsgeest Dutch, Flemish
- wargeest Dutch, Flemish
- watergeest Dutch, Flemish
- gêest Middle Dutch
- helle Middle Dutch
- gees Afrikaans
- hel
- hels
- geest
- geestig
- wargeest
- hellemoer
- helrivier
- teamgeest
- huisgeest
- hellekind
- helwaarts
- klopgeest
- tijdgeest
- geestrijk
- watergeest
- tijdsgeest
- geestesoog
- geestelijk
- geestdrift
- ploeggeest
- geestgrond
- hemelgeest
- dwaalgeest
- plaaggeest
- hellewaarts
- geesteskind
- hellerivier
- geestesziek
- naargeestig
- geestdodend
- droefgeestig
- geestdrijver
- kleingeestig
- geestverwant
- hellegebroed
- geestesziekte
- geesteskrankheid
- geesteswetenschap
- ondernemingsgeest