ondernemingsgeest
Dutch (Brabantic)
/ɔn.dərˈneː.mɪŋsˌxeːst/
noun
Definitions
- spirit of entrepreneurship, entrepreneurial mindset
Etymology
Compound from Dutch, Flemish onderneming (enterprise, venture, concern) + Dutch, Flemish geest (spirit, ghost, mind, vapour, heathland, breath, heath, Holy Spirit).
Origin
Dutch (Brabantic)
geest
Gloss
spirit, ghost, mind, vapour, heathland, breath, heath, Holy Spirit
Concept
Semantic Field
Religion and belief
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
息
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -ing Dutch, Flemish
- droefgeestig Dutch, Flemish
- dwaalgeest Dutch, Flemish
- geest Dutch, Flemish
- geestdodend Dutch, Flemish
- geestdrift Dutch, Flemish
- geestdrijver Dutch, Flemish
- geestelijk Dutch, Flemish
- geesteskind Dutch, Flemish
- geesteskrankheid Dutch, Flemish
- geestesoog Dutch, Flemish
- geesteswetenschap Dutch, Flemish
- geestesziek Dutch, Flemish
- geestesziekte Dutch, Flemish
- geestgrond Dutch, Flemish
- geestig Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- geestverwant Dutch, Flemish
- hellegeest Dutch, Flemish
- hemelgeest Dutch, Flemish
- huisgeest Dutch, Flemish
- kleingeestig Dutch, Flemish
- klopgeest Dutch, Flemish
- naargeestig Dutch, Flemish
- ondernemen Dutch, Flemish
- onderneming Dutch, Flemish
- plaaggeest Dutch, Flemish
- ploeggeest Dutch, Flemish
- teamgeest Dutch, Flemish
- tijdgeest Dutch, Flemish
- tijdsgeest Dutch, Flemish
- wargeest Dutch, Flemish
- watergeest Dutch, Flemish
- onderneming Indonesian
- gêest Middle Dutch
- gees Afrikaans
- -ing
- geest
- geestig
- wargeest
- huisgeest
- klopgeest
- teamgeest
- tijdgeest
- geestrijk
- watergeest
- ploeggeest
- geestgrond
- tijdsgeest
- hemelgeest
- dwaalgeest
- hellegeest
- plaaggeest
- geestesoog
- geestelijk
- ondernemen
- geestdrift
- geestesziek
- naargeestig
- geestdodend
- onderneming
- geesteskind
- droefgeestig
- geestdrijver
- geestverwant
- kleingeestig
- geestesziekte
- geesteskrankheid
- geesteswetenschap