azijnzuur
Dutch (Brabantic)
/aːˈzɛinˌzyːr/
noun
Definitions
- (organic compound) acetic acid
Etymology
Compound from Dutch, Flemish azijn (vinegar) + Dutch, Flemish zuur (acid, sour, acidous).
Origin
Dutch (Brabantic)
zuur
Gloss
acid, sour, acidous
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Property
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanzuren Dutch, Flemish
- acrylzuur Dutch, Flemish
- aminozuur Dutch, Flemish
- azijn Dutch, Flemish
- azijnaal Dutch, Flemish
- azijnpisser Dutch, Flemish
- azijnwater Dutch, Flemish
- bierazijn Dutch, Flemish
- carbonzuur Dutch, Flemish
- citroenzuur Dutch, Flemish
- fosforzuur Dutch, Flemish
- koolzuur Dutch, Flemish
- maagzuur Dutch, Flemish
- melkzuur Dutch, Flemish
- mierenzuur Dutch, Flemish
- piszuur Dutch, Flemish
- salpeterzuur Dutch, Flemish
- urinezuur Dutch, Flemish
- vetzuur Dutch, Flemish
- wijnazijn Dutch, Flemish
- zoetzuur Dutch, Flemish
- zoutzuur Dutch, Flemish
- zuur Dutch, Flemish
- zuurdamp Dutch, Flemish
- zuurdeeg Dutch, Flemish
- zuurdesem Dutch, Flemish
- zuurgraad Dutch, Flemish
- zuurkast Dutch, Flemish
- zuurkool Dutch, Flemish
- zuurpruim Dutch, Flemish
- zuurstof Dutch, Flemish
- zuurstok Dutch, Flemish
- zuurzak Dutch, Flemish
- aisine Middle Dutch
- suur Middle Dutch
- asyn Afrikaans
- suur Afrikaans
- zuur
- azijn
- piszuur
- zuurzak
- vetzuur
- zuurkast
- zuurstof
- melkzuur
- azijnaal
- zoetzuur
- zuurdamp
- maagzuur
- zuurdeeg
- zoutzuur
- koolzuur
- zuurkool
- zuurstok
- aanzuren
- aminozuur
- bierazijn
- zuurpruim
- urinezuur
- wijnazijn
- zuurdesem
- zuurgraad
- acrylzuur
- fosforzuur
- carbonzuur
- mierenzuur
- azijnwater
- citroenzuur
- azijnpisser
- salpeterzuur