mierenzuur
Dutch (Brabantic)
/ˈmiːrə(n)ˌzyːr/
noun
Definitions
- (organic compound) formic acid
Etymology
Compound from Dutch, Flemish mier (ant) + Dutch, Flemish zuur (acid, sour, acidous).
Origin
Dutch (Brabantic)
zuur
Gloss
acid, sour, acidous
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Property
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanzuren Dutch, Flemish
- acrylzuur Dutch, Flemish
- aminozuur Dutch, Flemish
- azijnzuur Dutch, Flemish
- carbonzuur Dutch, Flemish
- citroenzuur Dutch, Flemish
- fosforzuur Dutch, Flemish
- koolzuur Dutch, Flemish
- maagzuur Dutch, Flemish
- melkzuur Dutch, Flemish
- mier Dutch, Flemish
- mierenboerderij Dutch, Flemish
- mierenegel Dutch, Flemish
- miereneter Dutch, Flemish
- mierenhoop Dutch, Flemish
- mierenleeuw Dutch, Flemish
- mierennest Dutch, Flemish
- mierenneuken Dutch, Flemish
- mierwesp Dutch, Flemish
- mierzoet Dutch, Flemish
- piszuur Dutch, Flemish
- salpeterzuur Dutch, Flemish
- urinezuur Dutch, Flemish
- vetzuur Dutch, Flemish
- werkmier Dutch, Flemish
- zoetzuur Dutch, Flemish
- zoutzuur Dutch, Flemish
- zuur Dutch, Flemish
- zuurdamp Dutch, Flemish
- zuurdeeg Dutch, Flemish
- zuurdesem Dutch, Flemish
- zuurgraad Dutch, Flemish
- zuurkast Dutch, Flemish
- zuurkool Dutch, Flemish
- zuurpruim Dutch, Flemish
- zuurstof Dutch, Flemish
- zuurstok Dutch, Flemish
- zuurzak Dutch, Flemish
- miere Middle Dutch
- suur Middle Dutch
- mier Afrikaans
- suur Afrikaans
- mira Sranan Tongo
- zuur
- mier
- piszuur
- zuurzak
- vetzuur
- zuurkast
- zuurstof
- melkzuur
- zoetzuur
- zuurdamp
- mierzoet
- maagzuur
- aanzuren
- zuurdeeg
- zoutzuur
- koolzuur
- zuurkool
- zuurstok
- mierwesp
- werkmier
- aminozuur
- zuurpruim
- urinezuur
- azijnzuur
- zuurdesem
- zuurgraad
- acrylzuur
- mierenegel
- fosforzuur
- mierenhoop
- carbonzuur
- mierennest
- miereneter
- mierenleeuw
- citroenzuur
- salpeterzuur
- mierenneuken
- mierenboerderij