zoetzuur
Dutch (Brabantic)
/zutˈsyːr/
adj
Definitions
- sweet-and-sour
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zoet (sweet, soot) + Dutch, Flemish zuur (acid, sour, acidous).
Origin
Dutch (Brabantic)
zuur
Gloss
acid, sour, acidous
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Property
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanzoeten Dutch, Flemish
- aanzuren Dutch, Flemish
- acrylzuur Dutch, Flemish
- aminozuur Dutch, Flemish
- azijnzuur Dutch, Flemish
- bitterzoet Dutch, Flemish
- carbonzuur Dutch, Flemish
- citroenzuur Dutch, Flemish
- fosforzuur Dutch, Flemish
- geilzoet Dutch, Flemish
- koolzuur Dutch, Flemish
- maagzuur Dutch, Flemish
- melkzuur Dutch, Flemish
- mierenzuur Dutch, Flemish
- mierzoet Dutch, Flemish
- piszuur Dutch, Flemish
- salpeterzuur Dutch, Flemish
- urinezuur Dutch, Flemish
- vetzuur Dutch, Flemish
- zeemzoet Dutch, Flemish
- zoet Dutch, Flemish
- zoeten Dutch, Flemish
- zoethout Dutch, Flemish
- zoetwatermeer Dutch, Flemish
- zoetwatervis Dutch, Flemish
- zoutzuur Dutch, Flemish
- zuur Dutch, Flemish
- zuurdamp Dutch, Flemish
- zuurdeeg Dutch, Flemish
- zuurdesem Dutch, Flemish
- zuurgraad Dutch, Flemish
- zuurkast Dutch, Flemish
- zuurkool Dutch, Flemish
- zuurpruim Dutch, Flemish
- zuurstof Dutch, Flemish
- zuurstok Dutch, Flemish
- zuurzak Dutch, Flemish
- soete Middle Dutch
- suur Middle Dutch
- soet Afrikaans
- suur Afrikaans
- zoet
- zuur
- zoeten
- piszuur
- zuurzak
- vetzuur
- zeemzoet
- zuurkast
- zuurstof
- melkzuur
- zuurdamp
- mierzoet
- maagzuur
- zoethout
- zuurdeeg
- zoutzuur
- koolzuur
- geilzoet
- zuurkool
- zuurstok
- aanzuren
- aminozuur
- zuurpruim
- urinezuur
- azijnzuur
- zuurdesem
- zuurgraad
- acrylzuur
- aanzoeten
- fosforzuur
- carbonzuur
- mierenzuur
- bitterzoet
- citroenzuur
- zoetwatervis
- salpeterzuur
- zoetwatermeer