eenheid
Afrikaans
noun
Definitions
- unity
- unit
Etymology
Inherited from Dutch, Flemish eenheid (unity, unit, oneness, uniformity, a unit) affix from Afrikaans een (one).
Origin
Afrikaans
een
Gloss
one
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Number
Kanji
一
Emoji
🕐️ 🕜️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- besturingseenheid Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- eenheid Dutch, Flemish
- eenheidsmatrix Dutch, Flemish
- eenheidsstaat Dutch, Flemish
- eenheidstaal Dutch, Flemish
- eenheidsuitgang Dutch, Flemish
- eenheidsvector Dutch, Flemish
- eenheidsworst Dutch, Flemish
- gevechtseenheid Dutch, Flemish
- legereenheid Dutch, Flemish
- munteenheid Dutch, Flemish
- eenheit Middle Dutch
- een Afrikaans
- eenvoudig Afrikaans
- elkeen Afrikaans
- geld Afrikaans
- geldeenheid Afrikaans