winzucht
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɪn.zʏxt/
noun
Definitions
- profiteering, the excessive seeking or attainment of profit
Etymology
Compound from Dutch, Flemish winnen (win) + Dutch, Flemish zucht (pathological desire, desire, illness, sickness).
Origin
Dutch (Brabantic)
zucht
Gloss
pathological desire, desire, illness, sickness
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Action/Process
Kanji
欲
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanwinnen Dutch, Flemish
- bemoeizucht Dutch, Flemish
- blauwzucht Dutch, Flemish
- boekenzucht Dutch, Flemish
- drankzucht Dutch, Flemish
- geelzucht Dutch, Flemish
- genotzucht Dutch, Flemish
- hebzucht Dutch, Flemish
- heerszucht Dutch, Flemish
- herwinnen Dutch, Flemish
- ijverzucht Dutch, Flemish
- kostwinner Dutch, Flemish
- ontwinnen Dutch, Flemish
- oorlogzucht Dutch, Flemish
- overwinnen Dutch, Flemish
- regeerzucht Dutch, Flemish
- roofzucht Dutch, Flemish
- schimpzucht Dutch, Flemish
- schraapzucht Dutch, Flemish
- speelzucht Dutch, Flemish
- spilzucht Dutch, Flemish
- staatzucht Dutch, Flemish
- statuszucht Dutch, Flemish
- vernielzucht Dutch, Flemish
- verwinnen Dutch, Flemish
- verzamelzucht Dutch, Flemish
- vetzucht Dutch, Flemish
- vraatzucht Dutch, Flemish
- wingewest Dutch, Flemish
- winnaar Dutch, Flemish
- winnares Dutch, Flemish
- winnen Dutch, Flemish
- winning Dutch, Flemish
- winst Dutch, Flemish
- zelfzucht Dutch, Flemish
- zucht Dutch, Flemish
- sucht Middle Dutch
- winnen Middle Dutch
- wen Afrikaans
- soktu Sranan Tongo
- winst
- zucht
- winnen
- winning
- winnaar
- winnares
- vetzucht
- hebzucht
- verwinnen
- herwinnen
- zelfzucht
- wingewest
- ontwinnen
- geelzucht
- spilzucht
- roofzucht
- aanwinnen
- genotzucht
- blauwzucht
- kostwinner
- heerszucht
- ijverzucht
- vraatzucht
- staatzucht
- speelzucht
- overwinnen
- drankzucht
- statuszucht
- oorlogzucht
- bemoeizucht
- boekenzucht
- regeerzucht
- schimpzucht
- schraapzucht
- vernielzucht
- verzamelzucht