voortbrengen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to engender
- to produce
Etymology
Compound from Dutch, Flemish voort (forward, forth) + Dutch, Flemish brengen (bring).
Origin
Dutch (Brabantic)
brengen
Gloss
bring
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bring English
- forthbring English
- aanbrengen Dutch, Flemish
- bijbrengen Dutch, Flemish
- binnenbrengen Dutch, Flemish
- brengen Dutch, Flemish
- brenger Dutch, Flemish
- doorbrengen Dutch, Flemish
- grootbrengen Dutch, Flemish
- inbrengen Dutch, Flemish
- meebrengen Dutch, Flemish
- ombrengen Dutch, Flemish
- onderbrengen Dutch, Flemish
- opbrengen Dutch, Flemish
- overbrengen Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- teweegbrengen Dutch, Flemish
- toebrengen Dutch, Flemish
- uitbrengen Dutch, Flemish
- volbrengen Dutch, Flemish
- voort Dutch, Flemish
- voortborduren Dutch, Flemish
- voortbrengsel Dutch, Flemish
- voortdrijven Dutch, Flemish
- voortduren Dutch, Flemish
- voortgaan Dutch, Flemish
- voortgang Dutch, Flemish
- voorthelpen Dutch, Flemish
- voortkomen Dutch, Flemish
- voortplanten Dutch, Flemish
- voorts Dutch, Flemish
- voortschrijden Dutch, Flemish
- voortslepen Dutch, Flemish
- voorttrekken Dutch, Flemish
- voortvaren Dutch, Flemish
- voortzetten Dutch, Flemish
- forthbringen Middle English
- brengen Middle Dutch
- vort Middle Dutch
- voort
- voorts
- brengen
- brenger
- voortgang
- voortgaan
- inbrengen
- opbrengen
- ombrengen
- aanbrengen
- voortvaren
- volbrengen
- bijbrengen
- meebrengen
- voortkomen
- toebrengen
- voortduren
- uitbrengen
- voortslepen
- doorbrengen
- voortzetten
- overbrengen
- voorthelpen
- voortplanten
- grootbrengen
- onderbrengen
- terugbrengen
- voortdrijven
- voorttrekken
- voortborduren
- teweegbrengen
- binnenbrengen
- voortbrengsel
- voortschrijden