scheldpartij
Dutch (Brabantic)
/ˈsxɛlt.pɑrˈtɛi̯/
noun
Definitions
- A bout or fit of using insults and profanity; if mutual a slanging match.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish schelden (scold) + Dutch, Flemish partij (party, group).
Origin
Dutch (Brabantic)
partij
Gloss
party, group
Kanji
団
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bejaardenpartij Dutch, Flemish
- burgerpartij Dutch, Flemish
- coalitiepartij Dutch, Flemish
- gescheld Dutch, Flemish
- getuigenispartij Dutch, Flemish
- knokpartij Dutch, Flemish
- kwijtschelden Dutch, Flemish
- machtspartij Dutch, Flemish
- milieupartij Dutch, Flemish
- partij Dutch, Flemish
- partijcongres Dutch, Flemish
- partijdier Dutch, Flemish
- partijganger Dutch, Flemish
- partijleider Dutch, Flemish
- partijleidster Dutch, Flemish
- partijlijn Dutch, Flemish
- partijpolitiek Dutch, Flemish
- partijraad Dutch, Flemish
- schelden Dutch, Flemish
- scheldproza Dutch, Flemish
- scheldwoord Dutch, Flemish
- scheldziek Dutch, Flemish
- schietpartij Dutch, Flemish
- steekpartij Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- vechtpartij Dutch, Flemish
- waterpartij Dutch, Flemish
- zusterpartij Dutch, Flemish
- zwelgpartij Dutch, Flemish
- partai Indonesian
- partie Middle Dutch
- schelden Middle Dutch
- party Afrikaans
- skel Afrikaans
- partèi Sranan Tongo
- partij
- gescheld
- schelden
- partijraad
- knokpartij
- scheldziek
- partijlijn
- partijdier
- tegenpartij
- steekpartij
- scheldwoord
- vechtpartij
- waterpartij
- zwelgpartij
- scheldproza
- partijganger
- partijleider
- machtspartij
- zusterpartij
- burgerpartij
- milieupartij
- schietpartij
- kwijtschelden
- partijcongres
- partijleidster
- partijpolitiek
- coalitiepartij
- bejaardenpartij
- getuigenispartij