knokpartij
Dutch (Brabantic)
/ˈknɔk.pɑrˌtɛi̯/
noun
Definitions
- brawl, fight
Etymology
Compound from Dutch, Flemish knokken (beat, fight, an independent onomatopoeia from knokken 'fists', brawl) + Dutch, Flemish partij (party, group).
Origin
Dutch (Brabantic)
partij
Gloss
party, group
Kanji
団
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bejaardenpartij Dutch, Flemish
- burgerpartij Dutch, Flemish
- coalitiepartij Dutch, Flemish
- getuigenispartij Dutch, Flemish
- knokfilm Dutch, Flemish
- knokken Dutch, Flemish
- knokker Dutch, Flemish
- knokploeg Dutch, Flemish
- machtspartij Dutch, Flemish
- milieupartij Dutch, Flemish
- partij Dutch, Flemish
- partijcongres Dutch, Flemish
- partijdier Dutch, Flemish
- partijganger Dutch, Flemish
- partijleider Dutch, Flemish
- partijleidster Dutch, Flemish
- partijlijn Dutch, Flemish
- partijpolitiek Dutch, Flemish
- partijraad Dutch, Flemish
- scheldpartij Dutch, Flemish
- schietpartij Dutch, Flemish
- steekpartij Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- vechtpartij Dutch, Flemish
- waterpartij Dutch, Flemish
- zusterpartij Dutch, Flemish
- zwelgpartij Dutch, Flemish
- partai Indonesian
- partie Middle Dutch
- party Afrikaans
- partèi Sranan Tongo
- partij
- knokker
- knokken
- knokfilm
- knokploeg
- partijraad
- partijlijn
- partijdier
- tegenpartij
- steekpartij
- vechtpartij
- waterpartij
- zwelgpartij
- partijganger
- partijleider
- machtspartij
- scheldpartij
- zusterpartij
- burgerpartij
- milieupartij
- schietpartij
- partijcongres
- partijleidster
- partijpolitiek
- coalitiepartij
- bejaardenpartij
- getuigenispartij