schaduwzijde
Dutch (Brabantic)
/ˈsxaː.dyu̯ˌzɛi̯.də/
noun
Definitions
- dark side, downside
Etymology
Compound from Dutch, Flemish schaduw (shadow) + Dutch, Flemish zijde (side, silk).
Origin
Dutch (Brabantic)
zijde
Gloss
side, silk
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
絹
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanbodzijde Dutch, Flemish
- anderzijds Dutch, Flemish
- bijschaduw Dutch, Flemish
- bladzijde Dutch, Flemish
- bovenzijde Dutch, Flemish
- eenzijdig Dutch, Flemish
- enerzijds Dutch, Flemish
- gelijkzijdig Dutch, Flemish
- halfschaduw Dutch, Flemish
- kernschaduw Dutch, Flemish
- kunstzijde Dutch, Flemish
- lijzij Dutch, Flemish
- lijzijde Dutch, Flemish
- nachtschade Dutch, Flemish
- onderzijde Dutch, Flemish
- onzijdig Dutch, Flemish
- oogschaduw Dutch, Flemish
- overschaduwen Dutch, Flemish
- regenschaduw Dutch, Flemish
- schaduw Dutch, Flemish
- schaduwbank Dutch, Flemish
- schaduwkabinet Dutch, Flemish
- schaduwplant Dutch, Flemish
- schaduwrijk Dutch, Flemish
- slagschaduw Dutch, Flemish
- tandzijde Dutch, Flemish
- veelzijdig Dutch, Flemish
- wederzijds Dutch, Flemish
- zijde Dutch, Flemish
- zijdehoen Dutch, Flemish
- zijdelings Dutch, Flemish
- zijderoute Dutch, Flemish
- zijdevlinder Dutch, Flemish
- zijdgeweer Dutch, Flemish
- zonzijde Dutch, Flemish
- schaduwe Middle Dutch
- side Middle Dutch
- skadu Afrikaans
- zijde
- lijzij
- schaduw
- onzijdig
- zonzijde
- lijzijde
- eenzijdig
- enerzijds
- tandzijde
- bladzijde
- zijdehoen
- veelzijdig
- anderzijds
- zijderoute
- zijdelings
- onderzijde
- zijdgeweer
- wederzijds
- oogschaduw
- bijschaduw
- bovenzijde
- kunstzijde
- schaduwbank
- schaduwrijk
- halfschaduw
- slagschaduw
- nachtschade
- kernschaduw
- aanbodzijde
- schaduwplant
- regenschaduw
- gelijkzijdig
- zijdevlinder
- overschaduwen
- schaduwkabinet