rouwkaart
Dutch (Brabantic)
/ˈrɑu̯.kaːrt/
noun
Definitions
- mourning card
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rouw (mourning, sadness) + Dutch, Flemish kaart (card, map, document).
Origin
Dutch (Brabantic)
kaart
Gloss
card, map, document
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
♠️ ♣️ ♥️ ♦️ 🃏 🎴 💳️ 📇 🗂️ 🗃️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- briefkaart Dutch, Flemish
- cadeaukaart Dutch, Flemish
- fietskaart Dutch, Flemish
- geluidskaart Dutch, Flemish
- hemelkaart Dutch, Flemish
- identiteitskaart Dutch, Flemish
- kaart Dutch, Flemish
- kaarten Dutch, Flemish
- kaartenbak Dutch, Flemish
- kaartenboek Dutch, Flemish
- kaartenhuis Dutch, Flemish
- kaartspel Dutch, Flemish
- kerstkaart Dutch, Flemish
- klantenkaart Dutch, Flemish
- kredietkaart Dutch, Flemish
- landkaart Dutch, Flemish
- postkaart Dutch, Flemish
- rouw Dutch, Flemish
- rouwdag Dutch, Flemish
- rouwklacht Dutch, Flemish
- rouwmoed Dutch, Flemish
- rouwrand Dutch, Flemish
- rouwstemming Dutch, Flemish
- ruilkaart Dutch, Flemish
- spijskaart Dutch, Flemish
- staalkaart Dutch, Flemish
- steekkaart Dutch, Flemish
- strippenkaart Dutch, Flemish
- toegangskaart Dutch, Flemish
- troefkaart Dutch, Flemish
- wandkaart Dutch, Flemish
- weerkaart Dutch, Flemish
- wegenkaart Dutch, Flemish
- wereldkaart Dutch, Flemish
- carta Portuguese
- cāerte Middle Dutch
- rouwe Middle Dutch
- kaart Afrikaans
- rouw
- kaart
- kaarten
- rouwdag
- rouwrand
- rouwmoed
- weerkaart
- postkaart
- landkaart
- wandkaart
- kaartspel
- ruilkaart
- fietskaart
- steekkaart
- briefkaart
- rouwklacht
- hemelkaart
- staalkaart
- spijskaart
- kaartenbak
- kerstkaart
- wegenkaart
- troefkaart
- cadeaukaart
- wereldkaart
- kaartenboek
- kaartenhuis
- geluidskaart
- rouwstemming
- klantenkaart
- kredietkaart
- strippenkaart
- toegangskaart
- identiteitskaart