klantenkaart
Dutch (Brabantic)
/ˈklɑn.tə(n)ˌkaːrt/
noun
Definitions
- A loyalty card card given to customers to offer them discounts or rewards and collect more data on them.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish klant + Dutch, Flemish kaart (card, map, document).
Origin
Dutch (Brabantic)
kaart
Gloss
card, map, document
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
♠️ ♣️ ♥️ ♦️ 🃏 🎴 💳️ 📇 🗂️ 🗃️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Oranjeklant Dutch, Flemish
- bajesklant Dutch, Flemish
- briefkaart Dutch, Flemish
- cadeaukaart Dutch, Flemish
- fietskaart Dutch, Flemish
- geluidskaart Dutch, Flemish
- hemelkaart Dutch, Flemish
- identiteitskaart Dutch, Flemish
- kaart Dutch, Flemish
- kaarten Dutch, Flemish
- kaartenbak Dutch, Flemish
- kaartenboek Dutch, Flemish
- kaartenhuis Dutch, Flemish
- kaartspel Dutch, Flemish
- kermisklant Dutch, Flemish
- kerstkaart Dutch, Flemish
- klant Dutch, Flemish
- klantenservice Dutch, Flemish
- kredietkaart Dutch, Flemish
- landkaart Dutch, Flemish
- postkaart Dutch, Flemish
- rouwkaart Dutch, Flemish
- ruilkaart Dutch, Flemish
- spijskaart Dutch, Flemish
- staalkaart Dutch, Flemish
- steekkaart Dutch, Flemish
- strippenkaart Dutch, Flemish
- toegangskaart Dutch, Flemish
- troefkaart Dutch, Flemish
- wandkaart Dutch, Flemish
- weerkaart Dutch, Flemish
- wegenkaart Dutch, Flemish
- wereldkaart Dutch, Flemish
- carta Portuguese
- calant Middle Dutch
- cāerte Middle Dutch
- kaart Afrikaans
- klant Afrikaans
- klant
- kaart
- kaarten
- rouwkaart
- weerkaart
- postkaart
- landkaart
- wandkaart
- kaartspel
- ruilkaart
- bajesklant
- fietskaart
- steekkaart
- briefkaart
- hemelkaart
- staalkaart
- spijskaart
- kaartenbak
- kerstkaart
- wegenkaart
- troefkaart
- cadeaukaart
- Oranjeklant
- wereldkaart
- kermisklant
- kaartenboek
- kaartenhuis
- geluidskaart
- kredietkaart
- strippenkaart
- toegangskaart
- klantenservice
- identiteitskaart