spaanplaat
Dutch (Brabantic)
/ˈspaːn.plaːt/
noun
Definitions
- chipboard, particle board
Etymology
Compound from Dutch, Flemish spaan (chip, flinders) + Dutch, Flemish plaat (record, plate, disc, board).
Origin
Dutch (Brabantic)
plaat
Gloss
record, plate, disc, board
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
🍽️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dansplaat Dutch, Flemish
- gipskartonplaat Dutch, Flemish
- gipsplaat Dutch, Flemish
- glasplaat Dutch, Flemish
- grammofoonplaat Dutch, Flemish
- kentekenplaat Dutch, Flemish
- klapspaan Dutch, Flemish
- klikspaan Dutch, Flemish
- kookplaat Dutch, Flemish
- langspeelplaat Dutch, Flemish
- nummerplaat Dutch, Flemish
- plaat Dutch, Flemish
- plaatstaal Dutch, Flemish
- plaattektoniek Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- platencontract Dutch, Flemish
- platendraaier Dutch, Flemish
- platenlabel Dutch, Flemish
- platenspeler Dutch, Flemish
- platentektoniek Dutch, Flemish
- platenwinkel Dutch, Flemish
- platenzaak Dutch, Flemish
- printplaat Dutch, Flemish
- schroef Dutch, Flemish
- schuimspaan Dutch, Flemish
- spaan Dutch, Flemish
- spaanderplaat Dutch, Flemish
- spaanplaatschroef Dutch, Flemish
- spaanplaten Dutch, Flemish
- wijzerplaat Dutch, Flemish
- plate Middle Dutch
- spâen Middle Dutch
- spaan
- plaat
- schroef
- klapspaan
- kookplaat
- gipsplaat
- klikspaan
- dansplaat
- plaatwerk
- glasplaat
- platenzaak
- plaatstaal
- printplaat
- spaanplaten
- nummerplaat
- wijzerplaat
- schuimspaan
- platenlabel
- platenspeler
- platenwinkel
- platendraaier
- kentekenplaat
- spaanderplaat
- platencontract
- langspeelplaat
- plaattektoniek
- grammofoonplaat
- gipskartonplaat
- platentektoniek
- spaanplaatschroef