hooggebergte
Dutch (Brabantic)
/ˈɦoː.xəˌbɛrx.tə/
noun
Definitions
- mountain range consisting of relatively uneroded high mountains, like alps
Etymology
Compound from Dutch, Flemish hoog (high) + Dutch, Flemish gebergte (mountain range).
Origin
Dutch (Brabantic)
gebergte
Gloss
mountain range
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Hoogduits Dutch, Flemish
- gebergte Dutch, Flemish
- hogedrukpan Dutch, Flemish
- hoog Dutch, Flemish
- hoogachtend Dutch, Flemish
- hoogbouw Dutch, Flemish
- hoogdoorlaatfilter Dutch, Flemish
- hooggerechtshof Dutch, Flemish
- hooghartig Dutch, Flemish
- hoogheemraadschap Dutch, Flemish
- hoogheid Dutch, Flemish
- hoogland Dutch, Flemish
- hoogleraar Dutch, Flemish
- hoogmis Dutch, Flemish
- hoogpolig Dutch, Flemish
- hoogspanning Dutch, Flemish
- hoogstand Dutch, Flemish
- hoogte Dutch, Flemish
- hoogverraad Dutch, Flemish
- hoogwaardig Dutch, Flemish
- hoogwerker Dutch, Flemish
- hoogzwanger Dutch, Flemish
- ijsgebergte Dutch, Flemish
- kustgebergte Dutch, Flemish
- laaggebergte Dutch, Flemish
- omhoog Dutch, Flemish
- ophogen Dutch, Flemish
- rotsgebergte Dutch, Flemish
- torenhoog Dutch, Flemish
- voorgebergte Dutch, Flemish
- woestijngebergte Dutch, Flemish
- geberchte Middle Dutch
- hooch Middle Dutch
- hoog Afrikaans
- hoog
- omhoog
- hoogte
- hoogmis
- ophogen
- hoogland
- hoogheid
- hoogbouw
- gebergte
- Hoogduits
- torenhoog
- hoogpolig
- hoogstand
- hoogleraar
- hooghartig
- hoogwerker
- hoogachtend
- hoogzwanger
- hoogverraad
- ijsgebergte
- hogedrukpan
- hoogwaardig
- voorgebergte
- kustgebergte
- hoogspanning
- laaggebergte
- rotsgebergte
- hooggerechtshof
- woestijngebergte
- hoogheemraadschap
- hoogdoorlaatfilter