lading
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- cargo
- charge, tension
- (electricity) charge
- (figuratively) undertone, undercurrent
Etymology
Suffix from Dutch, Flemish laden (load).
Origin
Dutch (Brabantic)
laden
Gloss
load
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achterlaadgeweer Dutch, Flemish
- achterlader Dutch, Flemish
- afladen Dutch, Flemish
- beladen Dutch, Flemish
- dichtheid Dutch, Flemish
- herladen Dutch, Flemish
- inladen Dutch, Flemish
- laadschop Dutch, Flemish
- laadtijd Dutch, Flemish
- laden Dutch, Flemish
- lader Dutch, Flemish
- lijn Dutch, Flemish
- lijnlading Dutch, Flemish
- lijnladingsdichtheid Dutch, Flemish
- ontladen Dutch, Flemish
- opladen Dutch, Flemish
- oppervlakte Dutch, Flemish
- oppervlaktelading Dutch, Flemish
- oppervlakteladingsdichtheid Dutch, Flemish
- overladen Dutch, Flemish
- uitladen Dutch, Flemish
- verladen Dutch, Flemish
- volladen Dutch, Flemish
- volume Dutch, Flemish
- volumelading Dutch, Flemish
- volumeladingsdichtheid Dutch, Flemish
- voorlaadgeweer Dutch, Flemish
- voorlader Dutch, Flemish
- lāden Middle Dutch
- laai Afrikaans
- lijn
- lader
- laden
- volume
- afladen
- inladen
- beladen
- opladen
- verladen
- uitladen
- ontladen
- laadtijd
- herladen
- volladen
- overladen
- laadschop
- dichtheid
- voorlader
- lijnlading
- oppervlakte
- achterlader
- volumelading
- voorlaadgeweer
- achterlaadgeweer
- oppervlaktelading
- lijnladingsdichtheid
- volumeladingsdichtheid
- oppervlakteladingsdichtheid