bestuursvorm
Dutch (Brabantic)
/bəˈstyːrsfɔrm/
noun
Definitions
- form of government; polity
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bestuur (administration, governing, government, governance, management, board, governing board) + Dutch, Flemish vorm (form, shape).
Origin
Dutch (Brabantic)
vorm
Gloss
form, shape
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
体
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- T-vormig Dutch, Flemish
- aalvormig Dutch, Flemish
- aanspreekvorm Dutch, Flemish
- bakvorm Dutch, Flemish
- bestuur Dutch, Flemish
- bestuurlijk Dutch, Flemish
- bestuursambtenaar Dutch, Flemish
- bestuursapparaat Dutch, Flemish
- bestuursdienst Dutch, Flemish
- bestuurslui Dutch, Flemish
- bestuurstaal Dutch, Flemish
- bestuursvergadering Dutch, Flemish
- bolvormig Dutch, Flemish
- duurvorm Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eivorm Dutch, Flemish
- eivormig Dutch, Flemish
- gemeentebestuur Dutch, Flemish
- gietvorm Dutch, Flemish
- kerkbestuur Dutch, Flemish
- koosvorm Dutch, Flemish
- kunstvorm Dutch, Flemish
- levensvorm Dutch, Flemish
- pasvorm Dutch, Flemish
- persoonsvorm Dutch, Flemish
- rijksbestuur Dutch, Flemish
- schoolbestuur Dutch, Flemish
- stadsbestuur Dutch, Flemish
- stamvorm Dutch, Flemish
- vorm Dutch, Flemish
- vormeloos Dutch, Flemish
- vormen Dutch, Flemish
- vormenleer Dutch, Flemish
- vormleer Dutch, Flemish
- vormloos Dutch, Flemish
- bestir Indonesian
- vorme Middle Dutch
- vorm Afrikaans
- vorm
- eivorm
- vormen
- bestuur
- bakvorm
- pasvorm
- T-vormig
- duurvorm
- koosvorm
- vormloos
- eivormig
- gietvorm
- stamvorm
- vormleer
- eenvormig
- kunstvorm
- bolvormig
- vormeloos
- aalvormig
- vormenleer
- levensvorm
- kerkbestuur
- bestuurlijk
- bestuurslui
- persoonsvorm
- bestuurstaal
- stadsbestuur
- rijksbestuur
- aanspreekvorm
- schoolbestuur
- bestuursdienst
- gemeentebestuur
- bestuursapparaat
- bestuursambtenaar
- bestuursvergadering