bakvorm
Dutch (Brabantic)
/ˈbɑk.fɔrm/
noun
Definitions
- A tin used for baking, in particular for cakes and other pastry.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bakken (bake, fry, baking) + Dutch, Flemish vorm (form, shape).
Origin
Dutch (Brabantic)
vorm
Gloss
form, shape
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
体
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- T-vormig Dutch, Flemish
- aalvormig Dutch, Flemish
- aanbakken Dutch, Flemish
- aanspreekvorm Dutch, Flemish
- bakbanaan Dutch, Flemish
- bakhuis Dutch, Flemish
- bakken Dutch, Flemish
- bakkerij Dutch, Flemish
- baklap Dutch, Flemish
- bakmeel Dutch, Flemish
- bakpoeder Dutch, Flemish
- baksel Dutch, Flemish
- bakslede Dutch, Flemish
- baksteen Dutch, Flemish
- bakster Dutch, Flemish
- bakvis Dutch, Flemish
- bestuursvorm Dutch, Flemish
- bolvormig Dutch, Flemish
- duurvorm Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eivorm Dutch, Flemish
- eivormig Dutch, Flemish
- gebak Dutch, Flemish
- gietvorm Dutch, Flemish
- halfbakken Dutch, Flemish
- koosvorm Dutch, Flemish
- kunstvorm Dutch, Flemish
- levensvorm Dutch, Flemish
- pasvorm Dutch, Flemish
- persoonsvorm Dutch, Flemish
- roerbakken Dutch, Flemish
- stamvorm Dutch, Flemish
- tweebak Dutch, Flemish
- vorm Dutch, Flemish
- vormeloos Dutch, Flemish
- vormen Dutch, Flemish
- vormenleer Dutch, Flemish
- vormleer Dutch, Flemish
- vormloos Dutch, Flemish
- backen Middle Dutch
- vorme Middle Dutch
- vorm Afrikaans
- vorm
- gebak
- baklap
- eivorm
- bakvis
- bakken
- baksel
- vormen
- tweebak
- pasvorm
- bakhuis
- bakster
- bakmeel
- T-vormig
- duurvorm
- koosvorm
- bakkerij
- bakslede
- vormloos
- eivormig
- gietvorm
- stamvorm
- baksteen
- vormleer
- eenvormig
- kunstvorm
- bolvormig
- bakpoeder
- aanbakken
- vormeloos
- aalvormig
- bakbanaan
- halfbakken
- roerbakken
- vormenleer
- levensvorm
- persoonsvorm
- bestuursvorm
- aanspreekvorm