bakfiets
Dutch (Brabantic)
/ˈbɑk.fits/
noun
Definitions
- A cargo bicycle, a freight bicycle.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bak (box, container, tray, chin, car, cheek, ride, crate, vehicle, theatre box, tub, vessel, rear, sidecar, case) + Dutch, Flemish fiets (bicycle, bike).
Origin
Dutch (Brabantic)
fiets
Gloss
bicycle, bike
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
🚲️ 🚴 🚴♀️ 🚴♂️ 🚵 🚵♀️ 🚵♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bakfiets English
- Fietse German
- achterbak Dutch, Flemish
- afvalbak Dutch, Flemish
- afwasbak Dutch, Flemish
- asbak Dutch, Flemish
- bak Dutch, Flemish
- bakbaard Dutch, Flemish
- bakbeest Dutch, Flemish
- bakboord Dutch, Flemish
- bakkebaard Dutch, Flemish
- bakkenist Dutch, Flemish
- bakkes Dutch, Flemish
- baktand Dutch, Flemish
- bierfiets Dutch, Flemish
- bloembak Dutch, Flemish
- broeibak Dutch, Flemish
- bromfiets Dutch, Flemish
- bullebak Dutch, Flemish
- engelenbak Dutch, Flemish
- etensbak Dutch, Flemish
- fichebak Dutch, Flemish
- fiets Dutch, Flemish
- fietsbel Dutch, Flemish
- fietsbrug Dutch, Flemish
- fietsen Dutch, Flemish
- fietsendrager Dutch, Flemish
- fietsenhok Dutch, Flemish
- fietsenrek Dutch, Flemish
- fietsenstalling Dutch, Flemish
- fietshelm Dutch, Flemish
- fietsinfrastructuur Dutch, Flemish
- fietspad Dutch, Flemish
- fietspomp Dutch, Flemish
- fietsriksja Dutch, Flemish
- fietsrotonde Dutch, Flemish
- fietsstrook Dutch, Flemish
- fietsstuur Dutch, Flemish
- fietstaxi Dutch, Flemish
- fietstocht Dutch, Flemish
- fietsveer Dutch, Flemish
- glasbak Dutch, Flemish
- handbak Dutch, Flemish
- kaartenbak Dutch, Flemish
- kattenbak Dutch, Flemish
- kinderfiets Dutch, Flemish
- kofferbak Dutch, Flemish
- kweekbak Dutch, Flemish
- letterbak Dutch, Flemish
- ligfiets Dutch, Flemish
- lokfiets Dutch, Flemish
- loopfiets Dutch, Flemish
- moederfiets Dutch, Flemish
- motorfiets Dutch, Flemish
- naftbak Dutch, Flemish
- omafiets Dutch, Flemish
- paraplubak Dutch, Flemish
- pisbak Dutch, Flemish
- plantenbak Dutch, Flemish
- plooifiets Dutch, Flemish
- pooierbak Dutch, Flemish
- prullenbak Dutch, Flemish
- racefiets Dutch, Flemish
- ragbak Dutch, Flemish
- sjoelbak Dutch, Flemish
- slabak Dutch, Flemish
- snorfiets Dutch, Flemish
- spoelbak Dutch, Flemish
- spoorfiets Dutch, Flemish
- stoomfiets Dutch, Flemish
- toerfiets Dutch, Flemish
- versnellingsbak Dutch, Flemish
- voerbak Dutch, Flemish
- vouwfiets Dutch, Flemish
- vuilbak Dutch, Flemish
- vuilnisbak Dutch, Flemish
- wasbak Dutch, Flemish
- waterfiets Dutch, Flemish
- weesfiets Dutch, Flemish
- zandbak Dutch, Flemish
- zeepbak Dutch, Flemish
- bac French
- brompit Indonesian
- bak Afrikaans
- fiets Afrikaans
- fyts Western Frisian
- pit Javanese
- baki Sranan Tongo
- fietse Dutch Low Saxon
- bak
- fiets
- asbak
- wasbak
- pisbak
- ragbak
- bakkes
- slabak
- naftbak
- voerbak
- zeepbak
- zandbak
- glasbak
- baktand
- handbak
- fietsen
- vuilbak
- fichebak
- ligfiets
- bakbeest
- afvalbak
- broeibak
- fietspad
- bakbaard
- etensbak
- spoelbak
- afwasbak
- bullebak
- sjoelbak
- bakboord
- fietsbel
- bloembak
- kweekbak
- omafiets
- lokfiets
- loopfiets
- toerfiets
- bromfiets
- achterbak
- fietsveer
- letterbak
- fietstaxi
- vouwfiets
- racefiets
- weesfiets
- snorfiets
- fietshelm
- fietspomp
- pooierbak
- bierfiets
- bakkenist
- kattenbak
- fietsbrug
- kofferbak
- spoorfiets
- vuilnisbak
- motorfiets
- kaartenbak
- stoomfiets
- waterfiets
- plooifiets
- fietsstuur
- fietsenrek
- fietstocht
- paraplubak
- fietsenhok
- prullenbak
- bakkebaard
- plantenbak
- engelenbak
- fietsstrook
- moederfiets
- kinderfiets
- fietsriksja
- fietsrotonde
- fietsendrager
- versnellingsbak
- fietsenstalling
- fietsinfrastructuur