woonruimte
Dutch (Brabantic)
/ˈʋoːnˌrœy̯m.tə/
noun
Definitions
- (uncountable) living space
- (countable) the portion or space of a building that is suitable for inhabitance
Etymology
Compound from Dutch, Flemish wonen (live, reside) + Dutch, Flemish ruimte (space, room).
Origin
Dutch (Brabantic)
ruimte
Gloss
space, room
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
室, 房
Emoji
☄️ 🌌 👨🚀 👩🚀 🔭 🚀 🛰️ 🛸
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bewonen Dutch, Flemish
- bijwonen Dutch, Flemish
- inwonen Dutch, Flemish
- ruim Dutch, Flemish
- ruimte Dutch, Flemish
- ruimte-tijd Dutch, Flemish
- ruimtehaven Dutch, Flemish
- ruimtekromme Dutch, Flemish
- ruimtependel Dutch, Flemish
- ruimteschip Dutch, Flemish
- ruimtesonde Dutch, Flemish
- ruimtestation Dutch, Flemish
- ruimtetijd Dutch, Flemish
- ruimtetuig Dutch, Flemish
- ruimtevaarder Dutch, Flemish
- ruimtevaart Dutch, Flemish
- ruimtevaartuig Dutch, Flemish
- ruimtewandeling Dutch, Flemish
- ruimtewezen Dutch, Flemish
- ruimteziek Dutch, Flemish
- wonen Dutch, Flemish
- woning Dutch, Flemish
- woonark Dutch, Flemish
- woonerf Dutch, Flemish
- woongedeelte Dutch, Flemish
- woonhuis Dutch, Flemish
- woonkamer Dutch, Flemish
- woonlaag Dutch, Flemish
- woonoord Dutch, Flemish
- woonplaats Dutch, Flemish
- woonregio Dutch, Flemish
- woonst Dutch, Flemish
- woontoren Dutch, Flemish
- rumede Middle Dutch
- wōnen Middle Dutch
- ruimtetuig Afrikaans
- rūmte Middle Low German
- ruim
- wonen
- ruimte
- woonst
- woning
- woonerf
- inwonen
- woonark
- bewonen
- woonlaag
- woonoord
- woonhuis
- bijwonen
- woonregio
- woonkamer
- woontoren
- woonplaats
- ruimtetuig
- ruimtetijd
- ruimteziek
- ruimtesonde
- ruimtevaart
- ruimteschip
- ruimtehaven
- ruimte-tijd
- ruimtewezen
- ruimtependel
- ruimtekromme
- woongedeelte
- ruimtevaarder
- ruimtestation
- ruimtevaartuig
- ruimtewandeling