vissoep
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- fish soup
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vis (fish) + Dutch, Flemish soep (soup).
Origin
Dutch (Brabantic)
soep
Gloss
soup
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Fishkill English
- Zuidervis Dutch, Flemish
- anemoonvis Dutch, Flemish
- aprilvis Dutch, Flemish
- bakvis Dutch, Flemish
- brandnetelsoep Dutch, Flemish
- bruinvis Dutch, Flemish
- champignonsoep Dutch, Flemish
- clownvis Dutch, Flemish
- droogvis Dutch, Flemish
- egelvis Dutch, Flemish
- erwtensoep Dutch, Flemish
- fotosoepen Dutch, Flemish
- goudvis Dutch, Flemish
- goulashsoep Dutch, Flemish
- groentesoep Dutch, Flemish
- inktvis Dutch, Flemish
- kippensoep Dutch, Flemish
- klimvis Dutch, Flemish
- klipvis Dutch, Flemish
- kogelvis Dutch, Flemish
- kookvis Dutch, Flemish
- kraakbeenvis Dutch, Flemish
- lipvis Dutch, Flemish
- lompvis Dutch, Flemish
- longvis Dutch, Flemish
- maanvis Dutch, Flemish
- oersoep Dutch, Flemish
- ossenstaartsoep Dutch, Flemish
- platvis Dutch, Flemish
- potvis Dutch, Flemish
- riemvis Dutch, Flemish
- roofvis Dutch, Flemish
- rundvleessoep Dutch, Flemish
- schelvis Dutch, Flemish
- schuttersvis Dutch, Flemish
- soep Dutch, Flemish
- soepjurk Dutch, Flemish
- soepkip Dutch, Flemish
- soeplepel Dutch, Flemish
- soepschildpad Dutch, Flemish
- soepstengel Dutch, Flemish
- sonarvis Dutch, Flemish
- standvis Dutch, Flemish
- stokvis Dutch, Flemish
- tomatensoep Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- uiensoep Dutch, Flemish
- vinvis Dutch, Flemish
- vis Dutch, Flemish
- visarend Dutch, Flemish
- visbestand Dutch, Flemish
- visboer Dutch, Flemish
- visgraat Dutch, Flemish
- visgrom Dutch, Flemish
- viskraam Dutch, Flemish
- viskweek Dutch, Flemish
- vislijm Dutch, Flemish
- visluis Dutch, Flemish
- vispopulatie Dutch, Flemish
- visquotum Dutch, Flemish
- visrijk Dutch, Flemish
- vissen Dutch, Flemish
- vissluis Dutch, Flemish
- visstand Dutch, Flemish
- vissterfte Dutch, Flemish
- visstick Dutch, Flemish
- visvervanger Dutch, Flemish
- visvijver Dutch, Flemish
- viswijf Dutch, Flemish
- vogelnestjessoep Dutch, Flemish
- walvis Dutch, Flemish
- zaagvis Dutch, Flemish
- zeevis Dutch, Flemish
- zoetwatervis Dutch, Flemish
- zoutwatervis Dutch, Flemish
- zwaardvis Dutch, Flemish
- soupe French
- sup Indonesian
- visch Middle Dutch
- vis Afrikaans
- vis
- soep
- walvis
- potvis
- vinvis
- vissen
- zeevis
- bakvis
- lipvis
- vislijm
- lompvis
- stokvis
- viswijf
- zaagvis
- maanvis
- visluis
- visgrom
- visboer
- riemvis
- egelvis
- goudvis
- oersoep
- inktvis
- platvis
- trekvis
- kookvis
- visrijk
- klipvis
- longvis
- klimvis
- soepkip
- roofvis
- uiensoep
- viskraam
- soepjurk
- viskweek
- standvis
- schelvis
- kogelvis
- visgraat
- visstand
- sonarvis
- bruinvis
- aprilvis
- clownvis
- vissluis
- visarend
- droogvis
- visstick
- soeplepel
- zwaardvis
- visvijver
- visquotum
- Zuidervis
- vissterfte
- anemoonvis
- kippensoep
- erwtensoep
- visbestand
- fotosoepen
- soepstengel
- goulashsoep
- groentesoep
- tomatensoep
- kraakbeenvis
- visvervanger
- zoetwatervis
- zoutwatervis
- schuttersvis
- vispopulatie
- soepschildpad
- rundvleessoep
- champignonsoep
- brandnetelsoep
- ossenstaartsoep
- vogelnestjessoep