maanvis
Dutch (Brabantic)
/ˈmaːn.vɪs/
noun
Definitions
- ocean sunfish, mola; fish of the family Molidae
- common mola, Mola mola
- angelfish, Pterophyllum scalare
Etymology
Compound from Dutch, Flemish maan (moon, Moon) + Dutch, Flemish vis (fish).
Origin
Dutch (Brabantic)
vis
Gloss
fish
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Classifier
Kanji
魚
Emoji
🍥 🎣 🐠 🐡 🦈
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Fishkill English
- Maneblusser Dutch, Flemish
- Zuidervis Dutch, Flemish
- anemoonvis Dutch, Flemish
- aprilvis Dutch, Flemish
- bakvis Dutch, Flemish
- bloedmaan Dutch, Flemish
- bruinvis Dutch, Flemish
- clownvis Dutch, Flemish
- droogvis Dutch, Flemish
- egelvis Dutch, Flemish
- goudvis Dutch, Flemish
- inktvis Dutch, Flemish
- klimvis Dutch, Flemish
- klipvis Dutch, Flemish
- kogelvis Dutch, Flemish
- kookvis Dutch, Flemish
- kraakbeenvis Dutch, Flemish
- kunstmaan Dutch, Flemish
- lipvis Dutch, Flemish
- lompvis Dutch, Flemish
- longvis Dutch, Flemish
- maan Dutch, Flemish
- maanbeving Dutch, Flemish
- maaneclips Dutch, Flemish
- maankop Dutch, Flemish
- maanlander Dutch, Flemish
- maanlanding Dutch, Flemish
- maanlandschap Dutch, Flemish
- maanlicht Dutch, Flemish
- maanoog Dutch, Flemish
- maansikkel Dutch, Flemish
- maansondergang Dutch, Flemish
- maansopgang Dutch, Flemish
- maansopkomst Dutch, Flemish
- maansverduistering Dutch, Flemish
- maanzaad Dutch, Flemish
- maanziek Dutch, Flemish
- manenrob Dutch, Flemish
- maneschijn Dutch, Flemish
- ondermaans Dutch, Flemish
- platvis Dutch, Flemish
- potvis Dutch, Flemish
- riemvis Dutch, Flemish
- roofvis Dutch, Flemish
- schelvis Dutch, Flemish
- schuttersvis Dutch, Flemish
- sonarvis Dutch, Flemish
- standvis Dutch, Flemish
- stokvis Dutch, Flemish
- supermaan Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- verdonkeremanen Dutch, Flemish
- vinvis Dutch, Flemish
- vis Dutch, Flemish
- visarend Dutch, Flemish
- visbestand Dutch, Flemish
- visboer Dutch, Flemish
- visgraat Dutch, Flemish
- visgrom Dutch, Flemish
- viskraam Dutch, Flemish
- viskweek Dutch, Flemish
- vislijm Dutch, Flemish
- visluis Dutch, Flemish
- vispopulatie Dutch, Flemish
- visquotum Dutch, Flemish
- visrijk Dutch, Flemish
- vissen Dutch, Flemish
- vissluis Dutch, Flemish
- vissoep Dutch, Flemish
- visstand Dutch, Flemish
- vissterfte Dutch, Flemish
- visstick Dutch, Flemish
- visvervanger Dutch, Flemish
- visvijver Dutch, Flemish
- viswijf Dutch, Flemish
- walvis Dutch, Flemish
- zaagvis Dutch, Flemish
- zeevis Dutch, Flemish
- zoetwatervis Dutch, Flemish
- zoutwatervis Dutch, Flemish
- zwaardvis Dutch, Flemish
- mâne Middle Dutch
- visch Middle Dutch
- maan Afrikaans
- vis Afrikaans
- vis
- maan
- walvis
- potvis
- vinvis
- vissen
- zeevis
- bakvis
- lipvis
- vislijm
- vissoep
- lompvis
- stokvis
- viswijf
- zaagvis
- visluis
- visgrom
- visboer
- riemvis
- egelvis
- goudvis
- inktvis
- platvis
- maankop
- trekvis
- maanoog
- kookvis
- visrijk
- klipvis
- longvis
- klimvis
- roofvis
- viskraam
- viskweek
- standvis
- schelvis
- kogelvis
- visgraat
- visstand
- sonarvis
- bruinvis
- aprilvis
- clownvis
- vissluis
- visarend
- manenrob
- droogvis
- maanziek
- visstick
- maanzaad
- kunstmaan
- zwaardvis
- bloedmaan
- supermaan
- visvijver
- visquotum
- Zuidervis
- maanlicht
- vissterfte
- anemoonvis
- maanlander
- maanbeving
- maansikkel
- maaneclips
- maneschijn
- visbestand
- ondermaans
- Maneblusser
- maanlanding
- maansopgang
- kraakbeenvis
- visvervanger
- zoetwatervis
- zoutwatervis
- schuttersvis
- vispopulatie
- maansopkomst
- maanlandschap
- maansondergang
- verdonkeremanen
- maansverduistering