ochtendstond
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- (archaic) break of day
Etymology
Compound from Dutch, Flemish ochtend (morning) + Dutch, Flemish stond (time, moment, hour).
Origin
Dutch (Brabantic)
stond
Gloss
time, moment, hour
Concept
Semantic Field
Time
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
⏲️ 🕐️ 🕑️ 🕒️ 🕓️ 🕔️ 🕕️ 🕖️ 🕗️ 🕘️ 🕙️ 🕚️ 🕛️ 🕜️ 🕝️ 🕞️ 🕟️ 🕠️ 🕡️ 🕢️ 🕣️ 🕤️ 🕥️ 🕦️ 🕧️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- avondstond Dutch, Flemish
- dinsdagochtend Dutch, Flemish
- dinsdagsochtends Dutch, Flemish
- donderdagochtend Dutch, Flemish
- donderdagsochtends Dutch, Flemish
- doodsstond Dutch, Flemish
- kortstondig Dutch, Flemish
- maandagochtend Dutch, Flemish
- maandagsochtends Dutch, Flemish
- middagstond Dutch, Flemish
- morgenstond Dutch, Flemish
- noenestond Dutch, Flemish
- ochtend Dutch, Flemish
- ochtendhumeur Dutch, Flemish
- ochtendjas Dutch, Flemish
- ochtendschemering Dutch, Flemish
- ochtendspitsuur Dutch, Flemish
- overmorgenochtend Dutch, Flemish
- schemerstond Dutch, Flemish
- stond Dutch, Flemish
- vrijdagochtend Dutch, Flemish
- vrijdagsochtends Dutch, Flemish
- woensdagochtend Dutch, Flemish
- woensdagsochtends Dutch, Flemish
- zaterdagochtend Dutch, Flemish
- zaterdagsochtends Dutch, Flemish
- zondagochtend Dutch, Flemish
- zondagsochtends Dutch, Flemish
- ochtent Middle Dutch
- stonde Middle Dutch
- oggend Afrikaans
- stond
- ochtend
- ochtendjas
- noenestond
- doodsstond
- avondstond
- morgenstond
- middagstond
- kortstondig
- schemerstond
- ochtendhumeur
- zondagochtend
- dinsdagochtend
- maandagochtend
- vrijdagochtend
- woensdagochtend
- ochtendspitsuur
- zondagsochtends
- zaterdagochtend
- maandagsochtends
- donderdagochtend
- dinsdagsochtends
- vrijdagsochtends
- ochtendschemering
- woensdagsochtends
- zaterdagsochtends
- overmorgenochtend
- donderdagsochtends