ochtendschemering
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- dawn, morning twilight
Etymology
Compound from Dutch, Flemish ochtend (morning) + Dutch, Flemish schemering.
Origin
Dutch (Brabantic)
schemering
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- avondschemering Dutch, Flemish
- dinsdagochtend Dutch, Flemish
- dinsdagsochtends Dutch, Flemish
- donderdagochtend Dutch, Flemish
- donderdagsochtends Dutch, Flemish
- maandagochtend Dutch, Flemish
- maandagsochtends Dutch, Flemish
- ochtend Dutch, Flemish
- ochtendhumeur Dutch, Flemish
- ochtendjas Dutch, Flemish
- ochtendspitsuur Dutch, Flemish
- ochtendstond Dutch, Flemish
- overmorgenochtend Dutch, Flemish
- schemeren Dutch, Flemish
- schemering Dutch, Flemish
- vrijdagochtend Dutch, Flemish
- vrijdagsochtends Dutch, Flemish
- woensdagochtend Dutch, Flemish
- woensdagsochtends Dutch, Flemish
- zaterdagochtend Dutch, Flemish
- zaterdagsochtends Dutch, Flemish
- zondagochtend Dutch, Flemish
- zondagsochtends Dutch, Flemish
- ochtent Middle Dutch
- oggend Afrikaans
- ochtend
- schemeren
- ochtendjas
- schemering
- ochtendstond
- ochtendhumeur
- zondagochtend
- dinsdagochtend
- maandagochtend
- vrijdagochtend
- woensdagochtend
- avondschemering
- ochtendspitsuur
- zondagsochtends
- zaterdagochtend
- maandagsochtends
- donderdagochtend
- dinsdagsochtends
- vrijdagsochtends
- woensdagsochtends
- zaterdagsochtends
- overmorgenochtend
- donderdagsochtends