ochtendhumeur
Dutch (Brabantic)
/ˈɔx.tənt.ɦyˌmøːr/
noun
Definitions
- A bad mood in the morning.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish ochtend (morning) + Dutch, Flemish humeur (mood).
Origin
Dutch (Brabantic)
humeur
Gloss
mood
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dinsdagochtend Dutch, Flemish
- dinsdagsochtends Dutch, Flemish
- donderdagochtend Dutch, Flemish
- donderdagsochtends Dutch, Flemish
- humeur Dutch, Flemish
- humeurig Dutch, Flemish
- maandagochtend Dutch, Flemish
- maandagsochtends Dutch, Flemish
- ochtend Dutch, Flemish
- ochtendjas Dutch, Flemish
- ochtendschemering Dutch, Flemish
- ochtendspitsuur Dutch, Flemish
- ochtendstond Dutch, Flemish
- overmorgenochtend Dutch, Flemish
- vrijdagochtend Dutch, Flemish
- vrijdagsochtends Dutch, Flemish
- woensdagochtend Dutch, Flemish
- woensdagsochtends Dutch, Flemish
- zaterdagochtend Dutch, Flemish
- zaterdagsochtends Dutch, Flemish
- zondagochtend Dutch, Flemish
- zondagsochtends Dutch, Flemish
- humuere Middle Dutch
- ochtent Middle Dutch
- oggend Afrikaans
- humeur
- ochtend
- humeurig
- ochtendjas
- ochtendstond
- zondagochtend
- dinsdagochtend
- maandagochtend
- vrijdagochtend
- woensdagochtend
- ochtendspitsuur
- zondagsochtends
- zaterdagochtend
- maandagsochtends
- donderdagochtend
- dinsdagsochtends
- vrijdagsochtends
- ochtendschemering
- woensdagsochtends
- zaterdagsochtends
- overmorgenochtend
- donderdagsochtends